ECLI:NL:RVS:2011:BS8819

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105255/1/H4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake saneringsplan gemeente Oldambt voor bodemverontreiniging

Op 28 maart 2011 is op grond van artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming van rechtswege instemming verleend met het saneringsplan van de gemeente Oldambt voor het geval van bodemverontreiniging op het voormalige gasfabriekterrein aan de Mr. D.U. Stikkerlaan en het Dr. J.H. Hommesplein te Winschoten. Tegen dit besluit heeft de verzoeker, wonend te Winschoten, bij brief, ingekomen op 5 mei 2011, beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens heeft de verzoeker de voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter, mr. R. van Heusden, was verhinderd de uitspraak te ondertekenen, waardoor mr. K. Brink de uitspraak heeft gedaan.

De verzoeker heeft zijn zienswijze naar voren gebracht bij brief gedateerd 24 maart 2011, maar het is onduidelijk of deze tijdig ter post is bezorgd. De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 24 augustus 2011, waar de verzoeker, bijgestaan door gemachtigden, en het college van gedeputeerde staten van Groningen, vertegenwoordigd door mr. H.J. Stuyt en ing. G. Visscher, aanwezig waren. Ook het college van burgemeester en wethouders van Oldambt was vertegenwoordigd.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoeker stelt dat ten onrechte is ingestemd met het saneringsplan, omdat zijn woning op verontreinigde grond zou liggen. Het college van gedeputeerde staten heeft echter gesteld dat de verontreiniging niet boven de interventiewaarden komt en dat er geen gevaar voor de gezondheid is. De voorzitter concludeert dat er geen onverwijlde spoed is die een voorlopige voorziening rechtvaardigt en wijst het verzoek van de verzoeker af. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 september 2011.

Uitspraak

201105255/1/H4.
Datum uitspraak: 7 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Winschoten, gemeente Oldambt,
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Op 28 maart 2011 is op grond van artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming van rechtswege instemming verleend met het saneringsplan van de gemeente Oldambt voor het geval van bodemverontreiniging op het voormalige gasfabriekterrein aan de Mr. D.U. Stikkerlaan en het Dr. J.H. Hommesplein te Winschoten.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 mei 2011, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] tevens de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 24 augustus 2011, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door [gemachtigden], en het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door mr. H.J. Stuyt en ing. G. Visscher, is verschenen. Voorts is ter zitting het college van burgemeester en wethouders van Oldambt, vertegenwoordigd door drs. ing. S.C.M. Moed, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
Ingevolge 3:16, derde lid, zijn op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen de artikelen 6:9 en 6:10 van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, is een bezwaar- of beroepschrift bij verzending per post tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2.2.1. Het ontwerpbesluit heeft van 11 februari 2011 tot en met 24 maart 2011 ter inzage gelegen. [verzoeker] heeft zijn zienswijze naar voren gebracht bij brief gedateerd 24 maart 2011. Deze zienswijze heeft het college van gedeputeerde staten op 28 maart 2011 ontvangen. Uit de stukken blijkt niet duidelijk of [verzoeker] zijn zienswijze tijdig ter post heeft bezorgd. Deze kwestie zal in de bodemprocedure nader moeten worden onderzocht. Gelet daarop zal de voorzitter onderzoeken of er onverwijlde spoed is die vergt dat in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.3. [verzoeker] stelt dat ten onrechte is ingestemd met het saneringsplan van de gemeente Oldambt. Volgens hem blijkt uit een onderzoek uit 1984 dat zijn woning op verontreinigde grond is gelegen. Uit een later onderzoek blijkt de verontreiniging onder zijn woning te zijn verdwenen en daarom wordt de grond bij zijn woning niet gesaneerd, aldus [verzoeker]. [verzoeker] stelt dat nader onderzoek nodig is om de huidige stand van zaken vast te stellen, mede in verband met de stankoverlast die hij ervaart. [verzoeker] verzoekt de voorzitter dit onderzoek bij wijze van voorlopige voorziening te gelasten en de instemming met het saneringsplan te schorsen.
2.3.1. Ter zitting heeft het college van gedeputeerde staten gesteld dat het recentste onderzoek naar de bodemverontreiniging ter plaatse van het voormalige gasfabriekterrein dateert van juni 2011. Het college van burgemeester en wethouders stelt dat de resultaten van dit onderzoek in de week volgend op de zitting aan [verzoeker] kunnen worden verstrekt. Het college van gedeputeerde staten stelt dat het diepere grondwater ter plaatse van het perceel van [verzoeker] volgens het onderzoek van juni 2011 weliswaar licht verontreinigd is, maar dat deze verontreiniging niet boven de interventiewaarden komt. In zoverre bestaat volgens het college van gedeputeerde staten geen gevaar voor de gezondheid. Daarbij merkt het college van gedeputeerde staten op dat de kern van de verontreiniging niet op het perceel van [verzoeker] ligt. Dit blijkt tevens uit het saneringsplan, waarvoor bij het bestreden besluit instemming van rechtswege is verleend. Verder heeft het college van gedeputeerde staten ter zitting toegelicht dat de restverontreiniging na het verwijderen van de kern van verontreiniging wordt onderzocht en pas met het saneringsverslag wordt ingestemd indien aan de doelstellingen uit het saneringsplan van de gemeente Oldambt is voldaan. Bij deze evaluatie van de sanering zal de door [verzoeker] eerst ter zitting naar voren gebrachte stankoverlast worden meegenomen, aldus het college van gedeputeerde staten.
Onder deze omstandigheden en gelet op het feit dat [verzoeker] niet heeft bestreden dat de gronden waarop het saneringsplan betrekking heeft, moeten worden gesaneerd, bestaat naar het oordeel van de voorzitter geen onverwijlde spoed die vergt dat, in afwachting van de behandeling van het geding in de bodemprocedure, een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek van [verzoeker] af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
De voorzitter w.g. Van Heusden
is verhinderd de uitspraak ambtenaar van staat
te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011
163-628.