ECLI:NL:RVS:2011:BS8813

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102957/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Raad van State op 14 september 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand, die op 20 april 2009 had plaatsgevonden. De aanvraag was gedaan door [appellant] in verband met een bezwaar tegen belastingaanslagen die door de Belastingdienst aan hem waren opgelegd. De Raad voor Rechtsbijstand had de aanvraag afgewezen op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (Brt), omdat de zaak niet als juridisch of feitelijk ingewikkeld werd beschouwd.

De rechtbank had in haar uitspraak van 21 januari 2011 het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarop [appellant] hoger beroep instelde. In het hoger beroep voerde hij aan dat de rechtbank had miskend dat de Raad voor Rechtsbijstand onvoldoende had gemotiveerd waarom de zaak niet ingewikkeld was. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank en de Raad voor Rechtsbijstand terecht hadden geoordeeld dat er geen bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid was die een toevoeging voor rechtsbijstand rechtvaardigde.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij mr. M. Vlasblom de uitspraak vaststelde in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201102957/1/H2.
Datum uitspraak: 14 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Dinteloord, gemeente Steenbergen,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 januari 2011 in zaak nr. 09/3193 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (voorheen de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch; hierna: de raad).
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2009 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 30 juli 2009 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 januari 2011, verzonden op 26 januari 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 9 maart 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 april 2011.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: het Brt) wordt geen toevoeging verleend indien de rechtsbijstand uitsluitend is verzocht voor het indienen van een bezwaarschrift in een belastingzaak, indien het bezwaar uitsluitend betrekking heeft op een geschil van feitelijke of rekenkundige aard.
Ingevolge het tweede lid kan in afwijking van het eerste lid een toevoeging worden verleend, indien de bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid van het geval dat vereist.
2.2. [appellant] heeft verzocht om een toevoeging voor rechtsbijstand door een advocaat voor het indienen van een bezwaarschrift tegen een weigering van de Belastingdienst om aan hem opgelegde belastingaanslagen te herzien. Bij besluit op bezwaar van 30 juli 2009 heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de toevoeging is verzocht voor het indienen van een bezwaarschrift in een belastingzaak die juridisch dan wel feitelijk niet ingewikkeld is, zodat, gelet op artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wrb, gelezen in samenhang met artikel 8, eerste lid, aanhef en onder e, van het Brt, de toevoeging bij het besluit van 20 april 2009 terecht is geweigerd.
2.3. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat de raad bij het besluit op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geen sprake was van feitelijke en juridische ingewikkeldheid van de zaak, faalt.
Met de rechtbank en op dezelfde gronden is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit hetgeen [appellant] in bezwaar tegen de weigering van de toevoeging heeft aangevoerd niet blijkt dat de zaak van een bijzondere feitelijke of juridische ingewikkeldheid is en op grond waarvan voor de bezwaarprocedure in de belastingzaak juridische bijstand nodig was.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2011
18.