201009477/1/V2 en 201009479/1/V2.
Datum uitspraak: 2 september 2011
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage en de voorzieningenrechter van die rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, van 21 augustus 2010 in zaken nrs. 10/30797, 10/30796 en 10/30798 in de gedingen tussen:
de minister van Justitie.
Bij besluit van 28 juni 2010 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij besluit van 1 september 2010 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 21 augustus 2010, verzonden op 21 september 2010, hebben de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, en de rechtbank het door de vreemdeling tegen deze besluiten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 28 september 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2.2. De Afdeling overweegt ambtshalve dat uit het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank van 14 september 2010 blijkt dat de vreemdeling het beroep tegen het besluit van 28 juni 2010 om hem in vreemdelingenbewaring te stellen, heeft ingetrokken. Nu geen grond bestond dit besluit ambtshalve te toetsen, is de rechtbank in strijd met artikel 8:69, eerste lid, van de Awb buiten de grenzen van het geding getreden. De aangevallen uitspraak komt om die reden voor vernietiging in aanmerking.
2.3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, doch uitsluitend voor zover de rechtbank daarbij het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 28 juni 2010 ongegrond heeft verklaard.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 21 augustus 2010 in zaak nr. 10/30798;
III. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, ambtenaar van staat.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zegveld
ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2011
43-663.
Verzonden: 2 september 2011
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,