ECLI:NL:RVS:2011:BR6934

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101619/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van aanvraag bewonersvergunning

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2010, waarin het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn aanvraag voor een bewonersvergunning ongegrond werd verklaard. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West had op 13 oktober 2009 aanvullende informatie gevraagd van [appellant] voor zijn aanvraag. Vervolgens verklaarde het dagelijks bestuur op 16 februari 2010 het bezwaar van [appellant] tegen deze aanvraag niet-ontvankelijk, omdat de brief van 13 oktober 2009 geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak, waartegen [appellant] hoger beroep instelde.

Tijdens de zitting op 27 juli 2011 werd de zaak behandeld door de Raad van State, waarbij [appellant] werd vertegenwoordigd door mr. J. Rutteman en het dagelijks bestuur door mr. E. Gerritsen en M.E. Bendanon. [appellant] voerde in hoger beroep aan dat zijn aanvraag inhoudelijk afgewezen was, maar hij ging niet in op het oordeel van de rechtbank dat de brief van 13 oktober 2009 geen besluit was. De Raad van State oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht had gesteld dat er geen mogelijkheid tot bezwaar bestond, omdat er geen besluit was genomen op de aanvraag van [appellant].

De Raad van State verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 september 2011.

Uitspraak

201101619/1/H3.
Datum uitspraak: 7 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2010 in zaak nr. 10/1145 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Nieuw-West, als rechtsopvolger van het stadsdeel Slotervaart, (hierna: het dagelijks bestuur).
1. Procesverloop
Bij brief van 13 oktober 2009 heeft het dagelijks bestuur [appellant] verzocht aanvullende informatie te sturen voor zijn aanvraag voor een bewonersvergunning.
Bij besluit van 16 februari 2010 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2010, verzonden op 27 december 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden ervan zijn aangevuld bij brief van 2 maart 2011.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J. Rutteman, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. E. Gerritsen en M.E. Bendanon, beiden werkzaam bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cition b.v., zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het dagelijks bestuur heeft het door [appellant] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 13 oktober 2009 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Er werd in die brief slechts om aanvullende informatie gevraagd. Met de brief van 13 oktober 2009 werd niet beslist op de aanvraag van [appellant], aldus het dagelijks bestuur in het besluit van 16 februari 2010. Daarom stond daartegen geen mogelijkheid tot het maken van bezwaar open.
2.2. [appellant] heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die zien op een inhoudelijke afwijzing van zijn aanvraag om een bewonersvergunning. Hij heeft geen gronden aangevoerd tegen het oordeel van de rechtbank dat het dagelijks bestuur zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de brief van 13 oktober 2009 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb en om die reden de mogelijkheid tot het maken van bezwaar niet openstond. Ook overigens bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich terecht op dat standpunt heeft gesteld. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011
280-622.