ECLI:NL:RVS:2011:BR6918

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104895/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • M. Vogel-Carprieaux
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan en de gevolgen voor de privacy en waarde van woningen in Putten

In deze zaak heeft de Raad van State op 7 september 2011 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan dat op 3 maart 2011 door de raad van de gemeente Putten is vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van een woning op het perceel '[locatie 1]', waarbij drie bestaande recreatiewoningen gesaneerd moeten worden. Appellant, wonende nabij het perceel, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor aantasting van zijn privacy, verlies van uitzicht, verstening van het buitengebied en waardevermindering van zijn woning.

De Raad van State heeft de argumenten van appellant beoordeeld. Ten eerste werd vastgesteld dat er een strook van ongeveer 10 meter met de bestemming 'Bos' ligt tussen de woning van appellant en het nieuwe bouwvlak, dat op een afstand van ongeveer 16 meter van zijn woning is gelegen. De Raad oordeelde dat de raad van de gemeente Putten zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de privacy en het uitzicht van appellant niet ernstig worden aangetast.

Daarnaast werd de vrees van appellant voor verstening van het buitengebied besproken. De Raad concludeerde dat het nieuwe plan, dat de recreatiewoningen vervangt door een woning, in feite leidt tot minder verstening, aangezien de eerder toegestane trekkershutten en kamphuizen niet meer zijn toegestaan. Ook de zorgen over de waardevermindering van de woning van appellant werden door de Raad van State afgewezen, omdat er geen grond was voor de verwachting dat deze waardevermindering significant zou zijn.

Uiteindelijk verklaarde de Raad het beroep ongegrond en oordeelde dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

201104895/1/R2.
Datum uitspraak: 7 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonende te Putten,
en
de raad van de gemeente Putten,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 april 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2011, waar [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door I. Steunebrink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbenden] gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een woning op het perceel [locatie 1] te Putten. Hiertoe worden drie op dit perceel aanwezige recreatiewoningen gesaneerd.
2.2. [appellant] kan zich er niet mee verenigen dat het plan voorziet in een woning nabij zijn woning op het perceel [locatie 2]. Daartoe betoogt hij dat dit plan bouwmogelijkheden biedt op een kortere afstand van zijn woning dan onder het vorige plan was toegestaan. Voorts vreest hij voor een aantasting van zijn privacy, verlies van zijn uitzicht, verstening van het buitengebied en waardevermindering van zijn woning.
2.2.1. In de verbeelding is weergegeven dat tussen het perceel van [appellant] en de gronden met de bestemming "Wonen" op het perceel [locatie 1] een strook van ongeveer 10 meter breed ligt waaraan de bestemming "Bos" is toegekend. De gronden met de bestemming "Wonen" zijn gelegen op een afstand van ongeveer 16 meter van de woning van [appellant].
2.2.2. Voor zover [appellant] betoogt dat het plan voor hem nadelig is omdat het voorziet in een bouwvlak dichterbij zijn woning dan op grond van het vorige plan was toegestaan, faalt dit betoog. Daartoe acht de Afdeling van belang dat de raad zich, onder verwijzing naar de plankaart behorende bij het bestemmingsplan "Westelijk Buitengebied", door de raad van de gemeente Putten vastgesteld op 28 februari 2006, op het standpunt heeft gesteld dat het in het voornoemd plan aan het perceel [locatie 1] toegekende bouwvlak eveneens aansluitend aan de gronden met de bestemming "Bos" lag.
Gezien de afstand van 16 meter tussen de woning van [appellant] en het aan het perceel [locatie 1] toegekende bouwvlak, waarvan ongeveer 10 meter bestaat uit bosgronden, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de privacy in de woning van [appellant], noch zijn uitzicht als gevolg van het plan ernstig worden aangetast. Het betoog faalt.
Ten aanzien van de vrees voor verstening van het buitengebied, stelt de Afdeling vast dat op het perceel [locatie 1] thans drie recreatiewoningen staan en op grond van de in het vorige plan aan het perceel toegekende bestemming "Verblijfsrecreatie" ter plaatse voorts trekkershutten en kamphuizen waren toegestaan. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan tot minder verstening in het buitengebied leidt, nu de recreatiewoningen ten behoeve van een nieuwe woning moeten worden gesaneerd. Voorts wijst de raad er op dat trekkershutten en kamphuizen in het thans voorliggende plan niet meer zijn toegestaan. In de enkele vrees van [appellant] voor verstening ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen. Het betoog faalt derhalve.
2.2.3. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.2.4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Vogel-Carprieaux
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011
458-677.