ECLI:NL:RVS:2011:BR6911

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101481/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • R. van der Spoel
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor uitbreiding restaurant in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Raad van State op 7 september 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Nedstede Vastgoed B.V. tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Blaricum om een bouwvergunning te verlenen voor de uitbreiding van het restaurant "Rust Wat" op het perceel Schapendrift 79 te Blaricum. Het college had op 3 maart 2008 besloten om geen vrijstelling en bouwvergunning te verlenen, omdat het bouwplan in strijd zou zijn met het bestemmingsplan "Zand en veen". Nedstede had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 25 september 2008. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing op 22 december 2010, waarna Nedstede hoger beroep instelde.

De Raad van State oordeelde dat het college terecht had geoordeeld dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan. Het bouwplan voorzag in een uitbreiding van het restaurant met 226 m2, wat zou leiden tot een totale oppervlakte van ongeveer 518 m2. De Raad van State oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen besluiten om geen vrijstelling te verlenen, omdat het bouwplan zou leiden tot een toename van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking, wat niet in overeenstemming was met het bestemmingsplan. Bovendien werd vastgesteld dat de rechtbank terecht geen grond had gevonden voor het oordeel dat het college een onjuiste uitleg had gegeven aan de planvoorschriften.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak benadrukt het belang van de handhaving van bestemmingsplannen en de beleidsvrijheid van het college bij het verlenen van vrijstellingen.

Uitspraak

201101481/1/H1.
Datum uitspraak: 7 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nedstede Vastgoed B.V., gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 december 2010 in zaak nr. 08/4281 in het geding tussen:
1. Nedstede,
2. [appellant sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Blaricum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2008 heeft het college geweigerd aan Nedstede vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het vergroten van het bestaande restaurant "Rust Wat" op het perceel Schapendrift 79 te Blaricum (hierna: het perceel).
Bij besluit van 25 september 2008 heeft het college het door Nedstede daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door Nedstede daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Nedstede bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 maart 2011.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 augustus 2011, waar Nedstede, vertegenwoordigd door mr. J. Haakmeester, advocaat te Baarn, en het college van burgemeester en wethouders van Blaricum, vertegenwoordigd door mr. F.R.M. van Lent, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn daar de stichting "Stichting Verdediging karakter Woonomgeving Schapendrift, Anton Mauvelaan en Eemnesserweg Blaricum" en anderen, vertegenwoordigd door mr. G.C.W. van der Feltz, advocaat te Den Haag, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in een uitbreiding van het op het perceel gevestigde restaurant "Rust Wat" met 226 m2. Bij realisering van het bouwplan ontstaat een horecagelegenheid met een oppervlakte van ongeveer 518 m2. Het college heeft het bouwplan in strijd geacht met het bestemmingsplan "Zand en veen" (hierna: het bestemmingsplan) en, na afweging van de daarbij betrokken belangen, besloten daarvoor geen vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen.
2.2. Nedstede betoogt primair dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, zodat daarvoor bouwvergunning diende te worden verleend. Daartoe voert zij aan dat het college in 2001 impliciet vrijstelling heeft verleend voor een horecabedrijf in categorie Ic van de bij het bestemmingsplan behorende Staat van Horeca-activiteiten. Nedstede stelt dat de aangevallen uitspraak op dit punt tegenstrijdig, althans onvoldoende is gemotiveerd.
2.2.1. Ingevolge het bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Horecadoeleinden (H)".
Ingevolge artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften zijn de op de kaart voor Horecadoeleinden aangewezen gronden ter plaatse van de nadere aanwijzing (Ib) bestemd voor een horecabedrijf vallende in categorie Ib van de Staat van Horeca-activiteiten.
Ingevolge artikel 14, vierde lid, aanhef en onder a, zijn burgemeester en wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 teneinde horecabedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 1, indien en voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 genoemde categorie van de Staat van Horeca-activiteiten.
De bij de planvoorschriften behorende bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten bevat een indeling van verschillende horecabedrijven in categorieën. Categorie I "lichte horeca" behelst bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden, voor zover thans van belang, de volgende subcategorieën onderscheiden:
Ia. (…).
Ib. Overige lichte horeca
- bistro;
- restaurant;
- hotel.
Ic. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m2;
- pizza-services.
2.2.2. Voor het oordeel dat het college met het verlenen van een bouwvergunning op 9 juli 2001 voor het vernieuwen van de keuken van het restaurant en het plaatsen van twee stolpdeurkozijnen in de westgevel van het restaurant, geacht moet worden vrijstelling te hebben verleend voor een horecabedrijf in categorie Ic, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden. Hiertoe wordt overwogen dat slechts het gebruik dat uit de op 9 juli 2001 verleende bouwvergunning rechtstreeks voortvloeit, op grond daarvan mag worden voortgezet. De omstandigheid dat die bouwvergunning leidde tot een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m2, wat daarvan zij, leidt derhalve niet tot het oordeel dat bij toetsing van een nieuw bouwplan uit dient te worden gegaan van een horecabedrijf in categorie Ic. Het betoog, dat de motivering door de rechtbank op dit punt een tegenstrijdigheid bevat, is terecht voorgedragen, maar leidt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
Het betoog faalt.
2.3. Subsidiair betoogt Nedstede dat de rechtbank heeft miskend dat categorie Ic van de Staat van Horeca-activiteiten niet van toepassing is, omdat deze categorie niet voorkomt op de plankaart. Gelet hierop mogen alleen de beperkingen en mogelijkheden die in categorie Ib zijn opgenomen, bij de beoordeling worden betrokken. Deze categorie bevat geen beperking van het bedrijfsvloeroppervlak, aldus Nedstede.
2.3.1. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de beperkingen en mogelijkheden van categorie Ic geen betekenis hebben. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het bestemmingsplan in artikel 14, vierde lid, van de planvoorschriften de mogelijkheid biedt vrijstelling te verlenen ten behoeve van een horecabedrijf in, voor zover thans van belang, categorie Ic, mits dat horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk is aan categorie Ib. Dat, naar gesteld, in het bestemmingsplangebied thans geen horecabedrijven in categorie Ic aanwezig zijn, doet er voorts niet aan af dat uit hetgeen in de Staat van Horeca-activiteiten onder Ic is bepaald volgt dat voor horecabedrijven in categorie Ib een maximaal bedrijfsoppervlak van 250 m2 geldt.
Het betoog faalt.
2.4. Meer subsidiair betoogt Nedstede dat de rechtbank heeft miskend dat het bestemmingsplan innerlijk tegenstrijdige bepalingen bevat en voorschriften bevat die voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
2.4.1. De mogelijkheid om in het kader van een procedure die is gericht tegen een besluit omtrent verlening van een bouwvergunning de gelding van de toepasselijke planvoorschriften aan de orde te stellen, strekt niet zover dat het desbetreffende onderdeel van het bestemmingsplan aldus opnieuw kan worden onderworpen aan de bij de goedkeuring van dat plan te hanteren toetsingsmaatstaf. In het door Nedstede aangevoerde is voorts geen grond te vinden voor het oordeel dat het college in dit geval aan de bouwvoorschriften in het bestemmingsplan een onjuiste uitleg heeft gegeven.
Het betoog faalt.
2.5. Uiterst subsidiair betoogt Nedstede dat de rechtbank heeft miskend dat het college, mede gelet op de daarbij betrokken belangen, in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren vrijstelling voor het bouwplan te verlenen.
2.5.1. De beslissing al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van - in dit geval - het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit om de vrijstelling te verlenen heeft kunnen komen.
Het bouwplan heeft tot gevolg dat het bedrijfsoppervlak van het restaurant met meer dan de helft toeneemt en het aantal couverts nagenoeg verdubbelt. Niet in geschil is dat met het bouwplan is beoogd meer bezoekers te trekken, hetgeen tot toeneming van de parkeerbehoefte en verkeersaantrekkende werking zal leiden, zodat aan de voorwaarden voor het verlenen van een binnenplanse vrijstelling met toepassing van artikel 14, vierde lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften niet wordt voldaan.
Het college heeft voorts in redelijkheid kunnen weigeren vrijstelling te verlenen met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en daarbij in redelijkheid kunnen betrekken dat het bouwplan eveneens in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan "Villagebieden". Uit de toelichting van dit plan blijkt dat de gemeente het, gelet op het overwegende woonkarakter van de rest van het plangebied, niet wenselijk acht dat op de bestaande locatie horecavestigingen in een zwaardere milieucategorie kunnen worden gevestigd en dat het beleid erop is gericht om (nieuwe) horecavoorzieningen in het centrum van Blaricum te concentreren. Bij uitspraak van 29 juni 2011, in zaaknr.
200905904/1/R1, heeft de Afdeling de beroepen gericht tegen de vaststelling van het plandeel wat betreft de gronden aan Schapendrift 79 ongegrond verklaard. Geen grond bestaat voor het oordeel dat het college bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid geen doorslaggevende betekenis heeft mogen toekennen aan het algemeen belang bij handhaving van het bestemmingsplan. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor een ander oordeel.
Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011
392.