201101114/1/H2.
Datum uitspraak: 7 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand te Utrecht (voorheen de raad voor rechtsbijstand Leeuwarden; hierna: de raad),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 13 januari 2011 in zaak nr. 10/546 in het geding tussen:
Bij besluit van 14 augustus 2009 heeft de raad een aanvraag van [wederpartij] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 27 januari 2010 heeft de raad het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 januari 2011, verzonden op 14 januari 2011, voor zover hier van belang, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 januari 2010 vernietigd, het besluit van 14 augustus 2009 herroepen, de toevoegingsaanvraag ingewilligd en bepaald dat de uitspraak in plaats treedt van het besluit van 27 januari 2010. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de raad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2.1. De gevraagde toevoeging heeft betrekking op het indienen van een bezwaarschrift tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen waarbij de huurtoeslag voor [wederpartij] over het jaar 2007 is vastgesteld. Bij besluit van 14 augustus 2009, zoals gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 27 januari 2010, heeft de raad deze aanvraag afgewezen, omdat het bezwaar uitsluitend betrekking heeft op een geschil van feitelijke aard, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria. Ingevolge die bepaling wordt geen toevoeging verleend indien de rechtsbijstand uitsluitend is verzocht voor het indienen van een bezwaarschrift in een belastingzaak, indien het bezwaar uitsluitend betrekking heeft op een geschil van feitelijke of rekenkundige aard.
De rechtbank heeft het besluit op bezwaar vernietigd wegens strijd met de wet, omdat geen sprake is van een belastingzaak als waarop deze bepaling betrekking heeft. De rechtbank heeft tevens, zelf in de zaak voorziend, de toevoegingsaanvraag alsnog ingewilligd.
2.2. De raad komt in hoger beroep uitsluitend op tegen het zelf in de zaak voorzien door de rechtbank. Hij betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij de toevoeging kon weigeren op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb). Ingevolge dat artikelonderdeel kan de raad de toevoeging weigeren indien de aanvraag een rechtsprobleem betreft dat naar zijn oordeel eenvoudig kan worden afgehandeld.
2.2.1. Het geschil waarvoor de toevoeging is aangevraagd, spitst zich toe op de vraag of de Belastingdienst/Toeslagen bij de berekening van de huurtoeslag over 2007 rekening dient te houden met de terugbetaling van een onterecht ontvangen uitkering. Gelet op de aard van het geschil en op hetgeen de gemachtigde van [wederpartij] daarover naar voren heeft gebracht heeft de raad terecht betoogd dat de toevoeging kon worden geweigerd op grond van artikel 28, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wrb. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte niet onderkend dat er aanleiding was de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank dient, voor zover aangevallen, te worden vernietigd, dat wil zeggen voor zover de rechtbank het besluit van 14 augustus 2009 heeft herroepen, de toevoegingsaanvraag heeft ingewilligd en heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen, bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 27 januari 2010 geheel in stand blijven.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 13 januari 2011 in zaak nr. 10/546, voor zover de rechtbank het besluit van 14 augustus 2009 heeft herroepen, de toevoegingsaanvraag heeft ingewilligd en heeft bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 27 januari 2010;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat vernietigde besluit geheel in stand blijven.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011