ECLI:NL:RVS:2011:BR6880

Raad van State

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100707/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit burgemeester Sluis inzake exploitatievergunning seksinrichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin zijn beroep tegen een besluit van de burgemeester van Sluis niet-ontvankelijk werd verklaard. Het besluit van de burgemeester, genomen op 10 december 2009, betrof de inschrijving van drie personen als beheerders op de exploitatievergunning voor een seksinrichting van de besloten vennootschap Handelsonderneming London International II b.v. aan de Kapellestraat 27 te Sluis. De burgemeester had het bezwaar van London tegen het ontbreken van [appellant] als beheerder ongegrond verklaard, en in een later besluit op 16 april 2010 werd dit besluit hersteld en aangevuld met de motivering dat alle andere beheerders voldeden aan de gedragsregels, met uitzondering van [appellant].

De rechtbank oordeelde dat [appellant] geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 10 december 2009, en dat hem dat redelijkerwijs kon worden verweten. [appellant] betoogde echter dat het besluit geen nadelige gevolgen voor hem had, omdat de burgemeester niet expliciet had besloten om hem niet meer als beheerder aan te merken. Hij stelde dat hij pas in februari 2010 op de hoogte was geraakt van het feit dat hij niet meer als beheerder werd aangemerkt, en dat dit hem niet eerder duidelijk was gemaakt.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 7 september 2011 behandeld en het hoger beroep ongegrond verklaard. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellant] niet-ontvankelijk was in zijn beroep, omdat hij geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van de burgemeester. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201100707/1/H3.
Datum uitspraak: 7 september 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Breskens, gemeente Sluis,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 23 december 2010 in zaak nr. 10/363 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Sluis.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2009 heeft de burgemeester beslist op een verzoek om drie personen bij te schrijven als beheerder op de exploitatievergunning voor een seksinrichting van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Handelsonderneming London International II b.v. (hierna: London) voor het filiaal aan de Kapellestraat 27 te Sluis (hierna: de inrichting).
Bij besluit van 16 april 2010 heeft de burgemeester het door London daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft London een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. B.J. van de Wijnckel, advocaat te Terneuzen, is verschenen.
Voorts is ter zitting London, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Verhagen, advocaat te Eindhoven, als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover thans van belang, kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
2.2. De burgemeester heeft bij besluit van 10 december 2009 drie personen bijgeschreven als beheerder van de inrichting. De burgemeester heeft daarbij tevens alle personen opgesomd die als beheerder van de inrichting werkzaam mogen zijn, waarbij de naam van [appellant] ontbrak. [appellant] stond op de exploitatievergunning voor de inrichting van 1 november 2005 wel vermeld als beheerder van de inrichting.
De burgemeester heeft het bezwaar van London, dat was gericht tegen het ontbreken van [appellant] als beheerder van de inrichting, ongegrond verklaard en het besluit van 10 december 2009 hersteld en aangevuld met de motivering dat na onderzoek is gebleken dat alle beheerders, met uitzondering van [appellant], voldoen aan de gedragsregels die in de Algemene Plaatselijke Verordening 2006 zijn gesteld. Daarom zijn al die personen als beheerder vermeld, met uitzondering van [appellant], aldus de burgemeester in het besluit van 16 april 2010.
2.3. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij tegen het besluit van 10 december 2009 geen bezwaar heeft gemaakt en hem dat redelijkerwijs kan worden verweten.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Volgens [appellant] kan hem redelijkerwijs niet worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van 10 december 2009, omdat met dat besluit slechts is beslist op het verzoek van London om drie personen als beheerder bij te schrijven op de exploitatievergunning van de inrichting. De burgemeester heeft daarbij niet besloten om [appellant] niet meer als beheerder van de inrichting aan te merken en daarom had het besluit ook geen nadelige gevolgen voor hem, aldus [appellant]. Volgens hem is dit door de burgemeester ook erkend in zijn verweerschrift bij de rechtbank. [appellant] betoogt dat hij slechts met het bij de rechtbank bestreden besluit in zijn belangen is geschaad, omdat daarbij is besloten hem niet meer als beheerder van de inrichting aan te merken.
2.4.1. In het besluit van 10 december 2009 is vermeld dat drie beheerders bij de exploitatievergunning zullen worden bijgeschreven. Voorts is in het besluit vermeld welke personen beheerder zijn van de inrichting. Daarbij is de naam van [appellant] niet vermeld, terwijl hij op de exploitatievergunning van 1 november 2005 wel als beheerder stond vermeld. [appellant] diende na de door hem gestelde kennisgeving van het besluit van 10 december 2009 in februari 2010 te begrijpen dat hij ingevolge het besluit van 10 december 2009 niet meer als beheerder van de inrichting werd aangemerkt. In dit verband is van belang dat [appellant], naar eigen zeggen, in februari 2010 tevens kennis nam van een besluit van 9 december 2009, waarin [appellant] niet wordt toegevoegd als beheerder van het filiaal Nieuwstraat 18. In dat besluit is gemotiveerd waarom [appellant] niet werd toegevoegd. Voor [appellant] bestond dan ook geen reden te veronderstellen dat het niet vermelden van hem als beheerder van de inrichting in het besluit van 10 december 2010 een omissie betrof.
Het betoog faalt.
2.5. Gelet hierop behoeft het betoog dat de burgemeester [appellant] ten onrechte niet meer aanmerkt als beheerder van de inrichting, geen bespreking.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2011
176-622.