ECLI:NL:RVS:2011:BR6869

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011019/4/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • H.E. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Randmeer te Bunschoten

Op 16 september 2010 heeft de raad van de gemeente Bunschoten het bestemmingsplan "Randmeer" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers, die een visrokerij en een woning exploiteren in de nabijheid van het plangebied, beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 10 augustus 2011 hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de gemeente voornemens was om werkzaamheden te starten die hun woon- en leefklimaat zouden kunnen aantasten. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 16 augustus 2011 behandeld. De voorzitter oordeelde dat het bestemmingsplan deels de bestaande situatie vastlegt en nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, waaronder de bouw van maximaal 155 woningen en een ontsluitingsweg. Verzoekers betoogden dat de geplande ontwikkelingen hen onevenredig zouden benadelen, vooral door de nabijheid van de woningbouw ten opzichte van hun bedrijf. De raad stelde echter dat de ontwikkelingen geen onevenredige overlast zouden veroorzaken en dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, behalve voor de aanleg van de tijdelijke bouwweg. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201011019/4/R2.
Datum uitspraak: 29 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster A] en [verzoeker B] en [verzoeker C] (hierna: [verzoekers]), gevestigd respectievelijk wonend te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten,
en
de raad van de gemeente Bunschoten,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Randmeer" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 december 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2011, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 augustus 2011, waar [verzoekers], in de persoon van [verzoeker B], bijgestaan door mr. M.A. van Werkhoven en ir. A.C.J. Donkersloot, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.H. Meijer, advocaat te Arnhem, en vergezeld door ir. M. Mur, J.E.P.M. Reijnen, beiden werkzaam bij de gemeente, J. Mazier, M. Lok, A. van Esburg en ir. M. Reeze, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan legt deels de reeds bestaande situatie vast en maakt daarnaast een aantal ontwikkelingen mogelijk, waaronder het project Zuyderzee dat voorziet in de bouw van maximaal 155 woningen, een parkeerterrein en een ontsluitingsweg. Het plangebied ligt aan de noordzijde van Spakenburg en grenst aan het Eemmeer.
2.3. [verzoekers] exploiteren een visrokerij op het perceel [locatie 1] en hebben een woning op het perceel [locatie 2]. Hun verzoek is gericht op schorsing van het tegenover deze percelen liggende plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" en, vanwege de gestelde samenhang tussen de ontwikkelingen, op schorsing van de plandelen met de bestemming "Woongebied" en het tegenover hun percelen liggende plandeel met de bestemming "Recreatie - Jachthaven".
[verzoekers] betogen dat de in het plan voorziene oostelijke ontsluitingsweg, het daarachter voorziene parkeerterrein en de eveneens daar voorziene gebouwen zullen leiden tot een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat. Voorts betogen zij dat het plan ten onrechte voorziet in woningbouw - het woningbouwproject Zuyderzee - binnen een afstand van 300 meter van hun bedrijf, nu ter plaatse van deze woningen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.
[verzoekers] hebben verzocht terzake een voorlopige voorziening te treffen, waarbij zij ten aanzien van de spoedeisendheid van hun verzoek hebben gesteld dat de gemeente voornemens is aan te vangen met de werkzaamheden ten behoeve van een bouwweg tegenover hun percelen en de in het plan voorziene ontsluitingsweg. Voor deze werkzaamheden dient onder meer een watergang te worden gedempt.
2.4. Volgens de raad zullen de in het plan voorziene ontwikkelingen niet leiden tot onevenredige overlast en kan ter plaatse van de bedrijfswoning van [verzoekers] een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gerealiseerd. Dit geldt eveneens voor de nieuwe woningen waarin het plan voorziet. Ter zitting is voorts van de zijde van de raad gesteld dat hij groot belang heeft bij het per direct beginnen met de aanleg van de tijdelijke bouwweg, omdat deze nodig is voor het slaan van een damwand. Deze damwand moet voor 1 november 2011 gereed zijn in verband met het dan aanvangende stormseizoen en het daaropvolgende broedseizoen waarin deze werkzaamheden niet mogen worden verricht.
2.5. Ter zitting is namens de raad verklaard dat met de werkzaamheden ten behoeve van de overige in het plan voorziene ontwikkelingen niet binnen twaalf weken zal worden begonnen. Nu de hoofdzaak op dezelfde zitting als het verzoek is behandeld en de uitspraak in de hoofdzaak binnen twaalf weken is te verwachten, ontbreekt in zoverre het voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoedeisend belang. Voorts is van de zijde van de raad gesteld dat de damwand ook op grond van het voorgaande bestemmingsplan kan worden aangebracht. [verzoekers] zijn wat betreft die werkzaamheden dan ook niet gebaat bij een schorsing van het thans voorliggende plan. De voorzitter stelt derhalve vast dat er alleen een spoedeisend belang is bij het verzoek voor zover dat betrekking heeft op de aanleg van de tijdelijke bouwweg. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de fundering van de bouwweg tevens zal dienen voor de toekomstige ontsluitingsweg en dat de bouwweg niet geheel zal worden weggehaald na afronding van de werkzaamheden ten behoeve van de damwand. Er is dan ook in zoverre geen sprake van een tijdelijke weg. Gezien de tegen de ontsluitingsweg in beroep aangevoerde bezwaren acht de voorzitter het niet aannemelijk dat het oordeel in de bodemprocedure van zodanige aard zal zijn dat de bouwweg en de ontsluitingsweg niet kunnen worden aangelegd.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Troost
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2011
234-694.