ECLI:NL:RVS:2011:BR6355

Raad van State

Datum uitspraak
31 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009388/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Waterberging Ham-Havelt vastgesteld door de raad van de gemeente Veghel

Op 22 juli 2010 heeft de raad van de gemeente Veghel het bestemmingsplan "Waterberging Ham-Havelt" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, beiden wonend te Veghel, en de vereniging ZLTO - afdeling Veghel beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten hebben hun beroep aangevuld en de raad heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is ter zitting behandeld op 15 juli 2011, waar de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren door hun respectieve gemachtigden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het plan voorziet in de uitbreiding van het waterbergingsgebied Ham-Havelt, met als doel wateroverlast in de bebouwde kom van Veghel te voorkomen. De appellanten betogen dat de raad ten onrechte het waterbergingsgebied in de huidige omvang heeft vastgesteld en dat een kleiner gebied volstaan had kunnen worden. Ook stellen zij dat de raad niet de volgorde van inundatie heeft geregeld en dat de berekening van de benodigde opslagcapaciteit niet inzichtelijk is gemaakt.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het waterbergingsgebied in de huidige omvang vast te stellen. De raad heeft zich gebaseerd op onderzoeken van het Waterschap Aa en Maas en heeft geen aanleiding gezien om aan de berekeningen te twijfelen. De Afdeling concludeert dat de beperking in de agrarische bedrijfsvoering niet onaanvaardbaar is, aangezien deze alleen van toepassing is wanneer het gebied daadwerkelijk voor waterberging wordt gebruikt. De beroepen van de appellanten zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 31 augustus 2011.

Uitspraak

201009388/1/R3.
Datum uitspraak: 31 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], beiden wonend te Veghel,
2. de vereniging Afdeling Veghel van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (hierna: ZLTO - afdeling Veghel), gevestigd te Erp, gemeente Veghel,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Veghel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Waterberging Ham-Havelt" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2010, en ZLTO - afdeling Veghel bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 september 2010, beroep ingesteld. [appellanten sub 1] hebben hun beroep aangevuld bij brief van 20 oktober 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten sub 1] hebben een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2011, waar [appellanten sub 1], vertegenwoordigd door mr. M.J.C. Mol, werkzaam bij ZLTO - afdeling Veghel, ZLTO - afdeling Veghel, vertegenwoordigd door M. Thijssen, en de raad vertegenwoordigd door mr. A. Pogosian en drs. M.C. Wijers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de uitbreiding van het waterbergingsgebied Ham-Havelt direct ten zuiden van de kom van Veghel. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat in extreme situaties wateroverlast optreedt in de bebouwde kom van Veghel.
2.2. [appellanten sub 1] hebben ter zitting hun beroepsgrond dat het aanlegvergunningstelsel onnodig belastend is, ingetrokken. Verder heeft Verhoeven zijn beroepsgronden dat ten onrechte geen hindercirkel om zijn bedrijf in de verbeelding is opgenomen en dat ten onrechte bij de vaststelling van de omvang van zijn bouwblok geen uitvoering is gegeven aan hetgeen is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2003, zaak nr.
200206302/1, ingetrokken.
2.3. [appellanten sub 1] en ZLTO - afdeling Veghel voeren aan dat de raad ten onrechte voorliggend waterbergingsgebied in die omvang heeft vastgesteld. Zij betogen dat met een kleiner gebied volstaan had kunnen worden, zoals alleen het noordelijke compartiment. Verder heeft de raad ten onrechte nagelaten de volgorde van inundatie te regelen in het plan.
ZLTO - afdeling Veghel stelt meer in het bijzonder dat de berekening van de benodigde opslagcapaciteit van 225.000 m³ waar in dit plan vanuit wordt gegaan, niet inzichtelijk is gemaakt.
[appellanten sub 1] voeren meer in het bijzonder aan dat zij door het vaststellen van de bestemming "Agrarisch - Waterberging" en de dubbelbestemming "Waarde - Landschap" voor hun percelen in hun agrarische bedrijfsvoering worden beperkt. Zij stellen dat de bescherming van de waarden voor die gronden ten onrechte vooropgesteld wordt op de agrarische bedrijvigheid.
2.3.1. In de plantoelichting staat dat met dit plan uitvoering is gegeven aan het Inrichtingsplan Aa Veghel (fase 2) Waterberging Ham-Havelt (hierna: het inrichtingsplan) van 26 januari 2009, opgesteld door Witteveen+Bos. Momenteel kan in het plangebied natuurlijke en ongecontroleerde overstroming plaatsvinden. Door middel van de uitvoering van het inrichtingsplan zal de waterberging in het beekdal geheel gestuurd plaats gaan vinden, aldus de toelichting. In het inrichtingsplan is een berekening gegeven voor de benodigde wateropslagcapaciteit. Mede gelet op de bestaande voorzieningen, zoals de natuurlijke laagte van het gebied, is het bestreden gebied geschikt als waterbergingsgebied, aldus het inrichtingsplan. Omdat zonder aanvullende maatregelen bedoeld gebied onvoldoende water kan bergen, is bekeken welke maatregelen getroffen dienen te worden om voldoende berging te kunnen creëren. In het inrichtingsplan staat dat in het rapport "Verkenning inrichting Waterberging Veghel" van het Waterschap Aa en Maas een aantal inrichtingsvarianten is beschreven voor de in te richten waterberging Ham-Havelt. Daarbij was het doel een voorkeursvariant te geven die vervolgens nader uitgewerkt dient te worden, hetgeen in het inrichtingsplan is gedaan. Vervolgens zijn in het inrichtingsplan verschillende keuzes weergegeven voor de wijze van inundatie.
2.3.2. In het inrichtingsplan is de benodigde opslagcapaciteit weergegeven, waarbij is uitgegaan van modelberekeningen en ervaringscijfers. Deze capaciteit is ten grondslag gelegd aan het plan. In hetgeen door ZLTO - afdeling Veghel is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding aan die gegevens te twijfelen, zodat het betoog dat de berekening onjuist is niet wordt onderschreven. Verder is in het inrichtingsplan uitvoerig ingegaan op onderzoeken die zijn gedaan en is, rekening houdend met verschillende factoren, zoals kenmerken van het gebied, een keuze gemaakt voor voorliggend waterbergingsgebied. De raad heeft in redelijkheid kunnen aansluiten bij de onderzoeken die zijn gedaan door het Waterschap. In hetgeen [appellanten sub 1] en ZLTO - afdeling Veghel hebben aangevoerd heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om voor een kleiner gebied te kiezen. Wat betreft de volgorde van inundatie wordt overwogen dat dit een uitvoeringskwestie is die niet kan worden vastgelegd in een bestemmingsplan. Overigens is dit ook niet in het plan geregeld zodat de door [appellanten sub 1] en ZLTO - afdeling Veghel gewenste volgorde door het plan mogelijk wordt gemaakt. Verder komt uit de stukken naar voren dat door verschillende fracties een motie is ingediend waarin is verzocht om te onderzoeken of het mogelijk is bij geringe wateroverlast eerst het lager gelegen westelijke (ook wel genoemd het noordelijke) compartiment te inunderen. Deze motie is aangenomen en het college van burgemeester en wethouders heeft te kennen gegeven hiermee bij de uitvoering rekening te willen houden. Ter zitting is naar voren gekomen dat het Waterschap de uiteindelijke beslissing neemt welk gebied als eerste zal worden geïnundeerd.
2.3.3. In het plan is aan de gronden van [appellanten sub 1] de bestemming "Agrarisch - Waterberging" toegekend. Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor:
a. agrarische bedrijfsvoering;
b. waterberging;
alsmede voor:
c. instandhouding van landschappelijke, natuurlijke, abiotische, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden, in combinatie met de agrarische bedrijfsuitoefening;
d. wandel- en fietsverbindingen;
e. extensief dagrecreatief medegebruik.
Verder hebben de gronden de dubbelbestemming "Waarde - Landschap", welke gronden ingevolge artikel 10, lid 10.1, mede zijn bestemd voor de instandhouding van het beekdal langs de Aa.
2.3.4. Uit voornoemd artikel 3 volgt, zoals ook in de plantoelichting wordt toegelicht, dat de agrarische gronden binnen het plangebied zijn bestemd als "Agrarisch - Waterberging" en dat deze bestemming is gericht op de agrarische bedrijfsvoering en de gestuurde waterberging. Daarnaast wordt met die bestemming beoogd belangrijke waarden in stand te houden. Binnen de dubbelbestemming "Waarde - Landschap" geldt ter bescherming van de landschappelijke waarden een aanlegvergunningstelsel. Uit de planregels komt niet naar voren dat de waarden die op bedoelde gronden aanwezig zijn, worden vooropgesteld op de agrarische bedrijvigheid. Verder is de beperking in de bedrijfsvoering niet zodanig dat dit tot onaanvaardbaarheid van het plan leidt, aangezien deze beperking zich enkel voor zal doen, wanneer het gebied daadwerkelijk voor waterberging wordt gebruikt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat voor schade die dan kan ontstaan door wateroverlast en verminderde gebruiksmogelijkheden een schaderegeling van het Waterschap van kracht is. Het betoog faalt.
2.4. [appellanten sub 1] betogen dat de raad ten onrechte de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3, lid 3.6.3, van de planregels heeft vastgesteld voor hun gronden, aangezien zij hun bedrijf willen voortzetten en de bestemming van hun gronden niet wensen te wijzigen.
2.4.1. Ingevolge artikel 3, lid 3.6.3, van de planregels is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming "Agrarisch - Waterberging" te wijziging in de bestemming "Natuur - Waterberging", met inachtneming van de daarin genoemde voorwaarden. [appellanten sub 1] hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze wijzigingsbevoegdheid op zich zelf niet aanvaardbaar is. Dat deze bevoegdheid in het plan is opgenomen betekent nog niet dat daarvan gebruik zal worden gemaakt, zodat de voorzetting van het agrarische bedrijf niet door deze wijzigingsbevoegdheid wordt belemmerd. Bovendien is in dat artikel, lid 3.6.3, onder b, bepaald dat de betreffende gronden op vrijwillige basis dienen te zijn aangekocht of een dergelijk aankoop in voldoende mate verzekerd dient te zijn, zodat de wens van [appellanten sub 1] om hun bedrijf ter plaatse voort te zetten aan gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid in de weg zal staan. Het betoog faalt.
2.5. In hetgeen [appellanten sub 1] en ZLTO - afdeling Veghel hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2011
350-661.