ECLI:NL:RVS:2011:BR6323

Raad van State

Datum uitspraak
31 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100471/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en terugvordering door de Belastingdienst

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die op 3 december 2010 het beroep ongegrond verklaarde. De Belastingdienst had op 17 november 2008 de huurtoeslag van [appellant] voor het jaar 2006 definitief vastgesteld op nihil en het uitbetaalde voorschot van € 445,00 teruggevorderd. Dit besluit volgde op een aanvraag voor huurtoeslag die [appellant] op 30 juli 2006 had ingediend, maar waarbij hij niet had gemeld dat hij in augustus 2006 was verhuisd naar een ander adres. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst terecht het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar had afgewezen, omdat het primaire besluit niet onrechtmatig was. [appellant] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de Belastingdienst geen onrechtmatigheid had begaan en dat het aanvraagformulier onduidelijk was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 31 augustus 2011 behandeld en het hoger beroep ongegrond verklaard. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Belastingdienst het besluit van 17 november 2008 niet had herroepen vanwege een aan hem te wijten onrechtmatigheid. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201100471/1/H2.
Datum uitspraak: 31 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 3 december 2010 in zaak nr. 09/1004 in het geding tussen:
[appellant]
en
Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2008 heeft de Belastingdienst de huurtoeslag van [appellant] voor het jaar 2006 definitief vastgesteld op nihil en het voor dat jaar uitbetaalde voorschotbedrag van € 445,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 10 juni 2009 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, hem voor het jaar 2006 huurtoeslag toegekend en het verzoek tot het vergoeden van de door [appellant] gemaakte kosten in bezwaar afgewezen.
Bij uitspraak van 3 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. B.M.A. van Eck, werkzaam bij de Belastingdienst, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] heeft op 30 juli 2006 bij de Belastingdienst een aanvraag ingediend voor huurtoeslag met ingang van 12 juli 2006. Hij heeft op het aanvraagformulier aangegeven dat hij huurtoeslag vraagt voor de woning op het adres dat is vermeld op het voorblad van het formulier, te weten [locatie] in [plaats].
Bij besluit van 30 oktober 2006 heeft de Belastingdienst [appellant] voor de periode van augustus tot en met december 2006 een voorschot huurtoeslag toegekend van € 445,00.
Bij besluit van 17 november 2008 heeft de Belastingdienst de huurtoeslag van [appellant] voor het jaar 2006 definitief vastgesteld op nihil en het voor dat jaar uitbetaalde voorschot teruggevorderd.
Naar aanleiding van het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar heeft de Belastingdienst hem bij brief van 12 maart 2009 een toelichting gegeven op dat besluit. In die brief is uiteengezet dat [appellant] huurtoeslag heeft gevraagd voor de woning aan de [locatie] in [plaats] per 12 juli 2006 en dat is gebleken dat hij in augustus 2006, de eerste maand waarvoor huurtoeslag kan worden toegekend, is verhuisd naar [locatie 2] in [plaats]. Aangezien [appellant] dit niet heeft gemeld via een wijzigingsformulier, heeft de Belastingdienst vastgesteld dat hij niet woonachtig is op het adres waarvoor huurtoeslag is gevraagd en het voorschot huurtoeslag teruggevorderd. [appellant] is in de gelegenheid gesteld om een kopie van de huurovereenkomst en huurspecificatie van het juiste woonadres te overleggen.
[appellant] heeft bij brief van 16 maart 2009 een kopie van de huurovereenkomst overgelegd en zijn bezwaar gehandhaafd.
Bij besluit van 10 juni 2009 heeft de Belastingdienst het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en [appellant] huurtoeslag toegekend voor de maand juli 2006 voor de woning [locatie] in [plaats] en met ingang van augustus 2006 voor de woning [locatie 3] in [plaats]. Daarbij is het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar, als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, afgewezen omdat het besluit van 17 november 2008 niet is herroepen wegens een aan de Belastingdienst te wijten onrechtmatigheid.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst terecht en op goede gronden het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten heeft afgewezen. Volgens [appellant] is het primaire besluit van 17 november 2008 wel degelijk onrechtmatig omdat hij door het ontbreken van de motivering van dat besluit genoodzaakt was daartegen bezwaar te maken. Hij verwijst in dit verband naar een uitspraak van het gerechtshof 's-Gravenhage van 16 december 2008 (LJN: BH0025). [appellant] voert verder aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat haar niet is gebleken dat het aanvraagformulier huurtoeslag onduidelijkheden oproept. Hij wijst erop dat de Belastingdienst na raadpleging van de gemeentelijke basisadministratie al in een vroeg stadium ervan op de hoogte was dat hij stond ingeschreven op het adres [locatie 2] in [plaats] en uit oogpunt van zorgvuldigheid navraag bij hem had kunnen doen waardoor de vaststelling van de huurtoeslag op nihil en de terugvordering van het voorschot voorkomen hadden kunnen worden. Nu de Belastingdienst dit heeft nagelaten, is het besluit van 17 november 2008 ook om die reden onrechtmatig, aldus [appellant]. Hij verwijst naar een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 26 augustus 2009 (LJN: BK3055).
2.2.1. De rechtbank heeft uit het besluit op bezwaar van 10 juni 2009 terecht afgeleid dat de Belastingdienst het besluit van 17 november 2008 heeft herroepen, omdat hem bij de behandeling van het bezwaar is gebleken dat [appellant] een vergissing heeft gemaakt bij het invullen van het aanvraagformulier. In bezwaar heeft [appellant] gesteld dat hij huurtoeslag heeft gevraagd voor de woning [locatie 2] in [plaats]. Hoewel de aanvraag van [appellant] betrekking heeft op de woning [locatie] in [plaats], heeft de Belastingdienst hem toch met ingang van augustus 2006 huurtoeslag toegekend voor de woning [locatie 2] in [plaats]. Daarnaast heeft de Belastingdienst [appellant] ook nog huurtoeslag toegekend voor de maand juli 2006 voor de woning aan de [locatie] in [plaats], terwijl, gezien de in de aanvraag vermelde ingangsdatum 12 juli 2006, de huurtoeslag niet eerder kan aanvangen dan per 1 augustus 2006 en [appellant] met zijn bezwaar alleen heeft beoogd dat hem alsnog huurtoeslag wordt toegekend voor de woning [locatie 2] in [plaats]. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat de Belastingdienst het besluit van 17 november 2008 niet heeft herroepen vanwege een aan hem te wijten onrechtmatigheid. Dat in dat besluit de reden van de definitieve vaststelling van de huurtoeslag op nihil niet is vermeld en die reden pas in bezwaar is gegeven, betekent niet dat sprake is van een herroeping van het besluit van 17 november 2008 die grond vindt in de tekortkoming die bestaat uit het aanvankelijk ontbreken van een motivering. Verder heeft [appellant] geen gronden aangevoerd die tot de conclusie leiden dat het aanvraagformulier onduidelijkheden bevat. De beantwoording van de vragen op het aanvraagformulier behoort tot de verantwoordelijkheid van [appellant] als aanvrager en indien hem daarbij iets niet duidelijk was, had hij hulp van anderen kunnen vragen. Het niet correct beantwoorden van de vragen op dit formulier komt, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, voor rekening en risico van [appellant]. Niet is gebleken dat aan het besluit van 17 november 2008 een zorgvuldigheidsgebrek kleeft. De door [appellant] aangehaalde uitspraken, zoals vermeld onder 2.2, zijn voor deze zaak niet van belang nu die betrekking hebben op naar aard en inhoud andere zaken, waarin is geoordeeld dat de voorliggende besluiten onrechtmatig zijn ten gevolge van de door de belastinginspecteur bij voorlopige en definitieve aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen gevolgde specifieke werkwijze.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2011
85-609.