ECLI:NL:RVS:2011:BR5910
Raad van State
- Hoger beroep
- R. van der Spoel
- A.W.M. Bijloos
- A.B.M. Hent
- J. van de Kolk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vreemdelingenbewaring en uitzetting naar China
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring is gesteld op 15 mei 2011. De vreemdeling heeft beroep aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's Hertogenbosch, die op 27 juni 2011 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De rechtbank stelde dat de minister van Immigratie en Asiel zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de nationaliteit van de vreemdeling niet vaststaat, waardoor de vraag of er een reëel vooruitzicht op verwijdering naar China bestaat, niet relevant zou zijn. De vreemdeling betwist deze conclusie en stelt dat de minister niet voorbij had mogen gaan aan haar beroep op het ontbreken van een redelijk vooruitzicht op verwijdering naar China, omdat er concrete aanwijzingen voor haar nationaliteit moeten zijn.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 17 december 2004, overwogen dat bewaring krachtens artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 gericht moet zijn op uitzetting. Indien er geen zicht op uitzetting is, is inbewaringstelling in strijd met dit artikel. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechtbank niet voldoende heeft onderbouwd waarom de vraag naar het vooruitzicht op verwijdering naar China niet relevant zou zijn. De Afdeling bevestigt dat er wel degelijk een redelijk vooruitzicht op verwijdering naar China bestaat, en dat de grief van de vreemdeling niet tot het beoogde doel kan leiden.
De Raad van State bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2011.