201100785/1/H1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Alteveer, gemeente Stadskanaal,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 26 november 2010 in zaak nr. 09/530 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal.
Bij besluit van 5 maart 2008 heeft het college geweigerd aan [appellant] bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het geheel oprichten van een bedrijfswoning met bijgebouw aan de Grootstukkerweg in Alteveer (hierna: het perceel).
Bij besluit van 15 mei 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 november 2010, verzonden op 8 december 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende A], [belanghebbende B] en [belanghebbende C] (hierna tezamen: [belanghebbenden]) hebben daartoe uitgenodigd een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. W.J.Th. Bustin, advocaat te Groningen, en het college vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en S.M.H. Kerckhoffs en J. Brockötter, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [belanghebbende A], bijgestaan door mr. J. Veltman, advocaat te Amersfoort, ter zitting verschenen.
2.1. Aan de weigering bouwvergunning te verlenen, zoals gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 15 mei 2009, ligt een negatief advies van de Welstandscommissie Libau (hierna: de welstandscommissie) van 18 december 2008 ten grondslag. Volgens dat advies is het bouwplan, zoals weergeven in de aanvraag van 13 december 2007, in strijd met redelijke eisen van welstand, omdat de woning als onderdeel van een nieuw complex door het ontbreken van een heldere hoofdvorm en bijpassende aanzichten in kwalitatief oogpunt niet voldoende overtuigt.
Bij brief van 13 maart 2009 heeft [appellant] het college naar aanleiding van door de welstandscommissie in haar advies voorgestelde aanpassingen, een gewijzigde bouwtekening toegezonden. De wijziging betreft verschuiving van het bijgebouw met circa 5 m, verandering van de dakhelling van 42 naar 45 graden, wijziging van de goothoogte, verkleining van de loggia, verplaatsing van de schoorsteen naar de voorgevel en toevoeging van een tweede schoorsteen. Het college heeft deze wijziging als van niet-ondergeschikte aard aangemerkt, zodat het deze niet heeft meegenomen bij de beoordeling van het bouwplan.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college terecht het oorspronkelijke bouwplan, ingediend op 13 december 2007, aan het welstandsadvies heeft getoetst. Daartoe voert hij aan dat de wijzigingen op de bouwtekening, die bij brief van 13 maart 2009 bij het college is ingediend, wijzigingen van ondergeschikte aard betreffen en het college derhalve de gewijzigde bouwtekening aan het welstandsadvies van 18 december 2008 had moeten toetsen.
2.2.1. De rechtbank heeft bij haar beoordeling terecht als uitgangpunt genomen dat voor een wijziging van ondergeschikte aard van een bouwplan geen nieuwe bouwaanvraag is vereist. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 september 2008 in zaak nr.
200800531/1) dient de vraag of sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard, per concreet geval te worden beantwoord. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat in dit geval de wijziging van het bouwplan een wijziging van niet-ondergeschikte aard is. Door de verschuiving van het bijgebouw van de achterkant naar de zijkant van het hoofdgebouw, is het uiterlijk aanzien van het bouwplan veranderd. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat niet alleen een gedeelte van het bouwwerk wordt verschoven maar dat daarnaast nog andere wijzigingen, zoals hiervoor weergeven onder 2.1, plaatsvinden. Deze wijzigingen tezamen zijn een gedaantewijziging van dien aard dat sprake is van een ander bouwplan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dit betekent dat het college terecht de oorspronkelijke bouwaanvraag van 13 december 2007 heeft beoordeeld.
2.3. Nu het bouwplan behorend bij de bouwaanvraag van 13 december 2007 in strijd is met redelijke eisen van welstand, hetgeen thans niet in geding is, heeft de rechtbank terecht overwogen dat de bouwvergunning op grond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet moest worden geweigerd.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Montagne
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011