201101484/1/R2.
Datum uitspraak: 24 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Nisse, gemeente Borsele,
de raad van de gemeente Borsele,
verweerder.
Bij besluit van 2 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Nisse 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2011, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.I. Elling, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] kan zich niet verenigen met het plan, voor zover dit betreft de afmeting van het bouwvlak binnen zijn perceel aan de [locatie]. Hij voert hiertoe aan dat de raad de verwerping van zijn zienswijze niet zelf heeft gemotiveerd.
2.2. Het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dat ten grondslag ligt aan het raadsbesluit geeft een gemotiveerde reactie op de zienswijze en kan dienen als motivering van het bestreden besluit. Gelet hierop heeft de raad ter motivering van het bestreden besluit mogen volstaan met een verwijzing naar het voorstel. Deze beroepsgrond faalt.
2.3. [appellant] voert verder aan dat voor zijn agrarisch bedrijf een groter bouwvlak noodzakelijk is en dat het onmogelijk is het opgenomen bouwvlak volledig te bebouwen. Het huidige bouwvlak leidt tot een waardedaling van het bedrijf. Nu het bedrijf niet tegen de kern van Nisse ligt, staat de planologie een groter bouwvlak niet in de weg, aldus [appellant]. Tot slot omvat het bouwblok volgens [appellant] ten onrechte niet de bestaande tunnelkas.
2.4. Het perceel van [appellant] is gelegen aan de [locatie] te Nisse. Het zuidelijke deel van dit perceel, waarbinnen zijn bedrijfswoning, de bestaande bedrijfsgebouwen en een deel van zijn landbouwgrond zijn gelegen, valt binnen dit plan. Het overige deel van zijn landbouwgrond, waarop de bestaande tunnelkas is gelegen, valt binnen het bestemmingsplan "Borsels Buiten". In het voorheen geldende bestemmingsplan, vastgesteld in 1969, had het perceel van [appellant] een woonbestemming, waarbinnen de vestiging van een agrarisch bedrijf niet was toegestaan. Conform de feitelijke situatie heeft het perceel in dit plan de bestemming "Agrarisch" gekregen, met daarop een bouwvlak en de aanduiding 'bedrijfswoning'.
2.5. Ter zitting is vast komen te staan dat [appellant] op het standpunt staat dat het bouwvlak ten onrechte niet groter is richting het noorden en oosten. Nu een dergelijke vergroting van het bouwvlak binnen dit plan niet mogelijk is, ziet de Afdeling dit mede als een beroep tegen de plangrens. Tevens ziet de Afdeling de beroepsgrond van [appellant] dat het bouwblok ten onrechte niet de, binnen het bestemmingsplan "Borsels Buiten" gelegen, tunnelkas omvat, als een beroep tegen de plangrens.
2.5.1. Gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening komt de raad in beginsel een grote mate van beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de bestemmingen en de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een bestemming of begrenzing kan vaststellen die in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geoordeeld of anderszins in strijd is met het recht. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing en bestemming niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening.
De Afdeling overweegt daartoe dat de raad ter legalisering van de bebouwing van [appellant] in dit plan de bestemming "Agrarisch" aan het perceel heeft gegeven en daarop een bouwvlak heeft opgenomen, waarbinnen de bestaande bebouwing, voor zover gelegen binnen de plangrenzen, valt. De Afdeling acht daarom niet aannemelijk dat de bestemming "Agrarisch", in tegenstelling tot hetgeen [appellant] aanvoert, leidt tot een waardedaling van het bedrijf ten opzichte van de voormalige woonbestemming. Het nu ontwikkelde plan sluit volgens de raad aan op het open bebouwingsbeeld in de omgeving, de status van beschermd dorpsgezicht en de landschappelijke situering van Nisse. De stelling van de raad dat met toekenning van een groter bouwvlak, gezien de ligging in de onmiddellijke nabijheid van de historische kern van Nisse en het zicht daarop vanuit het open gebied, een groot ruimtelijk ongewenst contrast zou ontstaan, in strijd met een goede ruimtelijke ordening, is door [appellant] onvoldoende weerlegd. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat het bedrijf een beperkte omvang heeft, dat geen concrete uitbreidingsplannen bekend zijn en dat, hoewel de raad heeft erkend dat 100% bebouwing feitelijk niet mogelijk zal zijn, ter zitting onweersproken is gesteld dat het toegekende bouwblok nog ruimte biedt voor enige uitbreiding van het bedrijf. Niet aannemelijk is geworden dat [appellant] door de omstandigheid dat zijn gronden in verschillende bestemmingsplannen zijn opgenomen, in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. De enkele stelling dat zijn bedrijf niet optimaal kan functioneren is daartoe onvoldoende. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid het plan, voor zover dat ziet op het perceel van [appellant], met de daarbij gekozen planbegrenzing, kunnen vaststellen. De Afdeling sluit hiermee aan bij haar uitspraak van 1 april 2009 in zaak nr.
200801801/1.
2.6. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Verbeek
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011