ECLI:NL:RVS:2011:BR5687

Raad van State

Datum uitspraak
24 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002487/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanwijzing bestemmingsplan door gemeente Eersel

In deze zaak heeft de stichting in oprichting Zorg om Duizel beroep ingesteld tegen een aanwijzing van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan de raad van de gemeente Eersel. Dit besluit, genomen op 19 januari 2010, betrof een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met betrekking tot het bestemmingsplan "Meerheide III", dat op 15 december 2009 was vastgesteld. Het beroep werd ingediend op 15 maart 2010, maar de stichting was pas op 15 juni 2010 opgericht en stond pas vanaf 21 juni 2010 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Hierdoor was de stichting niet opgericht binnen de beroepstermijn van 4 februari 2010 tot en met 18 maart 2010.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de hoedanigheid van belanghebbende niet alleen voorbehouden is aan natuurlijke en rechtspersonen, maar ook aan andere entiteiten, mits zij herkenbaar zijn in het rechtsverkeer. De Afdeling concludeert dat Zorg om Duizel, hoewel zij niet tijdig was opgericht, toch als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat het duidelijk was wie de stichting zou oprichten en met welk doel. Echter, de Afdeling oordeelt dat Zorg om Duizel geen rechtstreeks betrokken belang heeft bij het bestreden besluit, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 24 augustus 2011.

Uitspraak

201002487/1/R3.
Datum uitspraak: 24 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting in oprichting Zorg om Duizel, gevestigd te Duizel, gemeente Eersel,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 januari 2010, kenmerk 1621718/1629243, heeft het college aan de raad van de gemeente Eersel een aanwijzing gegeven als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) met betrekking tot het door de raad bij besluit van 15 december 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Meerheide III".
Tegen dit besluit heeft Zorg om Duizel bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2010, beroep ingesteld.
Zorg om Duizel heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door J. Borrenbergs en R. Cornelissen, beiden werkzaam bij de gemeente, en J.P. Antonis, vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, werkzaam bij Achmea rechtsbijstand, als partij zijn gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, onder d, van de Wro, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende beroep instellen tegen een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2. Het beroep is ingesteld door de stichting in oprichting Zorg om Duizel binnen de daartoe gestelde termijn van 4 februari 2010 tot en met 18 maart 2010. De stichting is op 15 juni 2010 opgericht en staat sinds 21 juni 2010 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven. De stichting is derhalve eerst na het verstrijken van de beroepstermijn opgericht.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 13 mei 1996, zaaknr. H.01.95.0199 (AB 1996, 312) is de hoedanigheid van belanghebbende in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb niet voorbehouden aan natuurlijke personen en rechtspersonen maar kunnen ook andere entiteiten als belanghebbende worden aangemerkt. Gelet op de woorden 'degene wiens', opgenomen in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt aan deze andere entiteiten de eis gesteld dat zij herkenbaar zijn in het rechtsverkeer.
Aangezien in het onderhavige geval ten tijde van het instellen van het beroep duidelijk was door wie en met welk doel Zorg om Duizel zou worden opgericht en wie zitting zou gaan nemen in haar bestuur, is daarmee naar het oordeel van de Afdeling aan de eis van herkenbaarheid in het rechtsverkeer voldaan. De Afdeling overweegt verder dat Zorg om Duizel ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb als entiteit enkel kan opkomen tegen een besluit indien zij daarbij een rechtstreeks betrokken belang heeft. Gesteld noch gebleken is dat appellante door het bestreden besluit wordt geraakt in een dergelijk belang.
De conclusie is dat Zorg om Duizel geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wro, geen beroep kan instellen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011
472-690.