ECLI:NL:RVS:2011:BR5663

Raad van State

Datum uitspraak
24 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100257/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging onzelfstandige bewoning en bestuursdwang door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] en All-Round Beheer B.V. tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarbij hen onder aanzegging van bestuursdwang is gelast de onzelfstandige bewoning van een woning aan het Wim Sonneveldplein 62 te Den Haag te beëindigen. Het college heeft op 6 oktober 2009 vastgesteld dat de woning in strijd is met de Huisvestingswet en de Huisvestingsverordening, omdat deze door meerdere huishoudens werd bewoond zonder de vereiste vergunning. De rechtbank 's-Gravenhage heeft het beroep van [appellant] en All-Round Beheer B.V. op 24 november 2010 ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep hebben ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 juli 2011 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de woning door twee Filippijnse werknemers van All-Round Beheer B.V. en het gezin van [appellant] werd bewoond. Het college heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van een duurzame gemeenschappelijke huishouding, wat in strijd is met de Huisvestingswet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de twee Filippijnse werknemers geen deel uitmaakten van een huishouden, omdat zij niet in de gemeentelijke basisadministratie stonden ingeschreven en slechts tijdelijk in Nederland verbleven.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om handhavend op te treden en dat er geen concreet zicht op legalisatie bestond. De rechtbank heeft de beslissing van het college om bestuursdwang toe te passen bevestigd. Het hoger beroep van [appellant] en All-Round Beheer B.V. is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er zijn geen proceskosten vergoed, omdat daarvoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

201100257/1/H3.
Datum uitspraak: 24 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Manilla (Filippijnen), en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid All-Round Beheer B.V., gevestigd te Wateringen, gemeente Westland,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 24 november 2010 in zaak nr. 10/2842 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2009 heeft het college [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast de onzelfstandige bewoning van de woning van All-Round Beheer B.V. aan het Wim Sonneveldplein 62 te Den Haag (hierna: de woning) te beëindigen en beëindigd te houden.
Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] en All-Round Beheer B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] en All-Round Beheer B.V. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en All-Round Beheer B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven van 28 januari 2011 en 31 januari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en All-Round Beheer B.V. hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juli 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. H.J.W. Alt, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door R. Vingerling, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 30, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet is het verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van het college van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.
Ingevolge het tweede lid wordt onder zelfstandige woonruimte als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, verstaan een woonruimte welke een eigen toegang heeft en welke door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
Ingevolge artikel 1 van de Regionale huisvestingsverordening stadsgewest Haaglanden 2005 (hierna: de Huisvestingsverordening) wordt in deze verordening verstaan onder:
[…]
o. huishouden: een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren;
[…]
ff. onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
[…].
Ingevolge artikel 45, eerste lid, is het verbod, bedoeld in artikel 30 van de Huisvestingswet, uitsluitend van toepassing op woonruimten die behoren tot de in bijlage III van deze verordening opgenomen categorieën woonruimten.
In bijlage III zijn, voor zover het de gemeente Den Haag betreft, alle woonruimten opgenomen, met uitzondering van standplaatsen voor woonwagens en ligplaatsen voor woonschepen, woningen van toegelaten instellingen die ten behoeve van herstructurering gesloopt zullen worden en samen te voegen woningen.
Ingevolge artikel 2.12.1, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (hierna: het Gebruiksbesluit) is het verboden om een woonfunctie in gebruik te nemen of te gebruiken voor kamergewijze verhuur, zonder of in afwijking van een gebruiksmelding.
2.2. Het college heeft aan het in bezwaar gehandhaafde besluit ten grondslag gelegd dat bij een controle op 19 augustus 2009 is geconstateerd dat het gebruik van de woning in strijd is met artikel 30, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet, artikel 45, eerste lid, van de Huisvestingsverordening en artikel 2.12.1, eerste lid, aanhef en onder c, van het Gebruiksbesluit. Het college heeft daarbij [appellant], nu hij enig aandeelhouder is van All-Round Beheer B.V., aangemerkt als degene die het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen. Het college heeft het standpunt ingenomen dat de twee Filippijnse werknemers van All-Round Beheer B.V. en het gezin van [appellant] geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormen en dat de woning daarom onzelfstandig wordt bewoond, zonder dat hiervoor een vergunning is afgegeven. Voorts is niet voldaan aan de meldingsplicht van het Gebruiksbesluit en de daarmee samenhangende brandveiligheidsvoorschriften, aldus het college.
2.3. [appellant] en All-Round Beheer B.V. betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de woning door meer dan één huishouden werd bewoond. Zij voeren daartoe aan dat de twee Filippijnse werknemers tijdens hun verblijf in Nederland deel uitmaakten van het gezin van [appellant]. Met hen bestond een hechtere band dan in Nederland gebruikelijk is en zij betaalden dan ook geen huur. Volgens [appellant] en All-Round Beheer B.V. is niet gebleken van feiten en omstandigheden die erop wijzen dat de woning naar feitelijk gebruik is omgezet in onzelfstandige bewoning. In de woning zijn daartoe ook geen bouwkundige wijzigingen aangebracht. [appellant] en All-Round Beheer B.V. betogen dat het onder omstandigheden mogelijk moet zijn voor een bepaalde periode mensen in de eigen woning te laten logeren. De rechtbank heeft miskend dat het bij haar bestreden besluit van 4 maart 2010 in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en het college ten onrechte van zijn bevoegdheid om bestuursdwang uit te oefenen gebruik heeft gemaakt, aldus [appellant] en All-Round Beheer B.V.
2.3.1. Uit de op 20 augustus 2009 opgemaakte bestuurlijke rapportage volgt dat twee rapporteurs de woning naar aanleiding van een melding bij het Meld- en Steunpunt Woonoverlast op 19 augustus 2009 hebben gecontroleerd op bouwtechnische staat, gebruiksveiligheid en feitelijk gebruik. In de woning werden drie personen met de Filippijnse nationaliteit aangetroffen, die niet in de gemeentelijke basisadministratie stonden ingeschreven. Een van hen verklaarde dat er drie personen in de woning verblijven, dat twee van hen werkzaam zijn bij bedrijven van [appellant] en de derde op de kinderen van de baas past die op dat moment met zijn gezin op de Filippijnen verbleef. Geconstateerd werd dat de woning uit vijf ruimten bestaat, waarvan er drie in gebruik waren als slaapkamer, één als woonkamer en één ruimte op slot was, de "master bedroom" volgens een van de aanwezigen. De rapporteurs concludeerden dat geen sprake was van zelfstandige bewoning.
2.3.2. [appellant] en All-Round Beheer B.V. hebben de hiervoor weergegeven situatie niet bestreden. Gelet op de in de rapportage weergegeven situatie heeft het college in het besluit op bezwaar het standpunt in mogen nemen dat door het kamergewijs woonverblijf verschaffen zelfstandige woonruimte zonder vergunning in onzelfstandige woonruimte is omgezet, nu de woning door meerdere huishoudens werd bewoond. Naar aanleiding van de stelling van [appellant] en All-Round Beheer B.V. dat de twee Filippijnse werknemers met het gezin van [appellant] een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerden, heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 21 januari 2009 in zaak nr. 200802648/1 (www.raadvanstate.nl), met juistheid overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake was van een vaste groep personen tussen wie een band bestond die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling hadden om bestendig en voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Dat [appellant] met hen geen huurovereenkomst had afgesloten, is daartoe onvoldoende. De rechtbank heeft terecht van belang geacht dat de twee Filippijnen zich niet in de gemeentelijke basisadministratie op het van toepassing zijnde adres hadden ingeschreven en dat zij voor beperkte tijd in Nederland verbleven om werkzaamheden voor bedrijven van [appellant] te verrichten. Dat de woning niet bouwkundig is gewijzigd, zoals [appellant] en All-Round Beheer B.V. stellen, doet niet af aan de wijze waarop de woning feitelijk werd bewoond. Gelet daarop bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat sprake is van logeren. De Afdeling ziet, anders dan [appellant] en All-Round Beheer B.V. stellen, geen grond het bij de rechtbank bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb te achten.
2.3.3. Nu in ieder geval is gehandeld in strijd met artikel 30, eerste lid, aanhef en onder c, van de Huisvestingswet en artikel 45, eerste lid, van de Huisvestingsverordening, was het college bevoegd om terzake handhavend op te treden, hetgeen de rechtbank met juistheid heeft overwogen. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3.4. Het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van het strijdig gebruik geen concreet zicht op legalisatie bestaat, is in hoger beroep niet weersproken.
2.3.5. De rechtbank heeft met juistheid geen omstandigheden aanwezig geacht die aan handhavend optreden in de weg staan. De vergelijking van [appellant] en All-Round Beheer B.V. met de situatie dat de oma voor een bepaalde periode in het huis van het gezin verblijft om op de kleinkinderen te passen vanwege ziekte gaat niet op, reeds omdat, naar niet in geschil is, met de Filippijnse werknemers van [appellant] elke familieband ontbreekt. Dat [appellant], naar gesteld, een hechtere band had met de twee Filippijnse medewerkers dan gebruikelijk is in Nederland tussen werkgever en werknemers, is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan het college in redelijkheid van handhavend optreden had behoren af te zien.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2011
97-597.