201012871/1/H2.
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Deurne,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) van 19 november 2010 in zaak nr. 10/331 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Horst aan de Maas (hierna: de raad).
Bij besluit van 21 april 2004 heeft de raad een verzoek van [appellant] om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 2 februari 2010 heeft hij het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en aan hem € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2003 tot de dag van uitbetaling, ter vergoeding van planschade toegekend.
Bij uitspraak van 19 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 30 december 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 januari 2011.
De raad heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. G.C.A. Goorts, advocaat te Deurne, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.P.L. Lucas, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Uit de eerder tussen partijen gewezen uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2009 in zaak nr.
200805091/1volgt dat bij het nieuw te nemen besluit op het tegen het besluit van 21 april 2004 gemaakte bezwaar een volledige heroverweging moet plaatsvinden, waarbij uitgangspunt dient te zijn dat [appellant] door de bepalingen van het bestemmingsplan "Buitengebied Horst 1997" in een nadeliger situatie is komen te verkeren, waardoor hij schade lijdt.
2.2. De raad heeft de SAOZ gevraagd nader advies uit te brengen omtrent de hoogte van de door [appellant] geleden schade. Op 1 juli 2009 heeft de SAOZ advies uitgebracht. Het besluit van 2 februari 2010 heeft de raad op grond van dat advies genomen.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de raad de uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2009 niet heeft uitgevoerd, nu het besluit van 2 februari 2010 is gebaseerd op het advies van de SAOZ van juni 2004 en de enkele aanvulling van 1 juli 2009.
2.3.1. Dat betoog faalt. In het advies van 1 juli 2009 is de conclusie van het advies van juni 2004 dat [appellant] door de bepalingen van het bestemmingsplan "Buitengebied Horst 1997" in een nadeliger situatie is komen te verkeren, waardoor hij schade lijdt, als uitgangspunt genomen. Vervolgens is een taxatie gemaakt van de omvang van deze schade. Met het ten grondslag leggen van het advies van 1 juli 2009 aan het besluit van 2 februari 2010 heeft een volledige heroverweging plaatsgevonden, als bedoeld in de uitspraak van 4 maart 2009.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het advies van 1 juli 2009 zodanige gebreken bevat, dat de raad het niet aan het besluit van 2 februari 2010 ten grondslag mocht leggen. Hiertoe voert hij aan dat in het advies niet wordt duidelijk gemaakt, of en zo ja, op welke wijze de waardebepalende factoren bij de waardebepaling van zijn perceel zijn betrokken. Verder klaagt hij dat de rechtbank heeft miskend dat de vergoeding van € 25.000,00 te laag is, omdat het vervallen van de mogelijkheid tot het oprichten van een bedrijfswoning en agrarische hulpgebouwen tot hogere schade leidt.
2.4.1. Hetgeen [appellant] in hoger beroep naar voren heeft gebracht, is niet meer dan een herhaling van hetgeen hij in beroep heeft aangevoerd en waarvan de rechtbank terecht heeft overwogen dat dit niet leidt tot twijfel aan de zorgvuldige totstandkoming of de juistheid van de conclusie van het advies van 1 juli 2009. Het advies is gebaseerd op de juiste planologische uitgangspunten en vermeldt aan welke factoren het perceel zijn waarde ontleent. De rechtbank heeft terecht overwogen dat niet was vereist dat de waardevermindering per waardebepalende factor inzichtelijk wordt gemaakt.
Het oprichten van een bedrijfswoning was onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied Horst, 4e herziening" uitsluitend toegestaan na wijziging van de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarden - AGL" in de bestemming "Agrarisch gebied bouwblok - (AG-B)". Deze bestemmingswijziging heeft niet plaatsgevonden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld uitspraak van 14 oktober 2009 in zaak nr.
200900289/1/H2), dient een onder het oude planologisch regime niet gebruikte wijzigingsbevoegdheid in de zin van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bij de planvergelijking buiten beschouwing te blijven.
Dat de hoogte van de toegekende vergoeding niet overeenstemt met het planologisch nadeel, zoals omschreven in de adviezen van de SAOZ van juni 2004 en 1 juli 2009, heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Dallinga
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2011