ECLI:NL:RVS:2011:BR5176

Raad van State

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201102916/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag door dagelijks bestuur aan Marokkaanse Vereniging Centrum Noord

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Marokkaanse Vereniging Centrum Noord (MVCN) tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord, dat op 16 maart 2010 een subsidieaanvraag van MVCN voor € 21.000,00 voor het kalenderjaar 2010 heeft afgewezen. MVCN had deze subsidie aangevraagd voor het organiseren van educatieve, sportieve en culturele activiteiten voor de Marokkaanse bewoners in de deelgemeente. Het dagelijks bestuur baseerde de afwijzing op de fusie van Marokkaanse zelforganisaties in de deelgemeente, waarbij MVCN op 18 december 2009 een intentieverklaring had ondertekend om op te gaan in de stichting Noord Plus (SNP). Het bestuur stelde dat het verlenen van subsidie aan MVCN in strijd zou zijn met de gemaakte afspraken, aangezien SNP de subsidie zou ontvangen en MVCN geen aanspraak meer kon maken op subsidie voor haar activiteiten.

De rechtbank Rotterdam had eerder in een uitspraak op 27 januari 2011 het beroep van MVCN gegrond verklaard en het dagelijks bestuur opgedragen om een subsidie van € 5.250,00 toe te kennen. MVCN ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoerde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat zij had ingestemd met de overname van haar activiteiten door SNP. MVCN stelde dat zij als zelfstandige organisatie was blijven bestaan en dat de fusie niet had plaatsgevonden.

De Raad van State oordeelde dat, hoewel MVCN betrokken was bij de fusiebesprekingen, het dagelijks bestuur niet kon verwachten dat de subsidierelatie zou worden voortgezet. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de termijn van drie maanden voor beëindiging van de subsidierelatie redelijk was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201102916/1/H2.
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Marokkaanse Vereniging Centrum Noord (hierna: MVCN), gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2011 in zaak nr. 10/2982 in het geding tussen:
MVCN
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Noord.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2010 heeft het dagelijks bestuur een aanvraag van MVCN om haar een subsidie van € 21.000,00 te verlenen voor haar werkzaamheden in het kalenderjaar 2010, afgewezen.
Bij besluit van 21 juni 2010 heeft het dagelijks bestuur het door MVCN daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 januari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door MVCN daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het dagelijks bestuur aan MVCN een subsidie van € 5.250,00 toekent en de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft MVCN bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 maart 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 13 april 2011.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
MVCN heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2011, waar MVCN, vertegenwoordigd door haar voorzitter, [voorzitter], en mr. M. Wiersma, advocaat te Rotterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door drs. E.J. Overgaauw, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. MVCN is een sociaal-culturele organisatie die zich inzet voor de Marokkaanse bewoners in de deelgemeente Noord. Zij heeft op 30 juni 2009 subsidie gevraagd voor het organiseren van educatieve, sportieve en culturele ontmoetingen en voorlichtingsactiviteiten voor bewoners van die deelgemeente.
2.2. Aan het besluit van 16 maart 2010 is ten grondslag gelegd dat MVCN door het ondertekenen van de intentieverklaring op 18 december 2009 akkoord is gegaan met de fusie van Marokkaanse zelforganisaties in de deelgemeente Noord en vanaf 1 januari 2010 in de stichting Noord Plus (hierna: SNP) deelneemt, dat onderdeel van de gemaakte afspraken is dat slechts SNP subsidie ontvangt en de deelnemende organisaties daarvan afzien, dat de activiteiten, waarvoor subsidie is gevraagd, door SNP worden uitgevoerd en dat het verlenen van subsidie tegen de gemaakte afspraken zou ingaan en tot dubbele subsidiëring van de activiteiten zou leiden.
Aan het besluit van 21 juni 2010, gelezen in samenhang met het advies van de bezwaarschriftencommissie van de deelgemeente Noord, is ten grondslag gelegd dat een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten, waarvoor subsidie is gevraagd, niet of niet geheel zullen plaatsvinden, omdat het ervoor mag worden gehouden dat MVCN in SNP is opgegaan en SNP in de toekomst onder andere de activiteiten zal uitvoeren die in het verleden door MVCN zijn verricht. Volgens dit besluit berust de afwijzing van de aanvraag op het bepaalde in artikel 4:35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel MVCN er door het tekenen van de intentieverklaring mee heeft ingestemd dat haar activiteiten in de toekomst door SNP zouden worden overgenomen, het dagelijks bestuur, gelet op het feit dat sprake was van een langdurige subsidierelatie, met toepassing van artikel 4:51, eerste lid, van de Awb bij beëindiging van die relatie een redelijke termijn in acht had moeten nemen. De rechtbank heeft vervolgens met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien.
2.4. MVCN betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij er door het ondertekenen van de intentieverklaring mee heeft ingestemd, dat haar activiteiten in de toekomst door SNP zouden worden overgenomen. Daartoe voert zij aan dat de oprichting van SNP op 21 december 2009 niet tot de beoogde fusie heeft geleid, dat zij als zelfstandige organisatie is blijven voortbestaan en dat zij door de intentieverklaring te ondertekenen geen afstand van haar aanspraak op subsidie voor het kalenderjaar 2010 heeft gedaan.
2.4.1. Dat MVCN, ondanks het ondertekenen van de intentieverklaring, niet met overname van haar activiteiten door SNP heeft ingestemd en geen afstand van haar aanspraak op subsidie voor het kalenderjaar 2010 heeft gedaan, laat onverlet dat het ongewijzigd voortzetten van de bestaande subsidierelatie mag worden geweigerd op de grond dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich daartegen verzetten. Aan die grond was voldaan, omdat het streven van het dagelijks bestuur erop was gericht dat de vier Marokkaanse zelforganisaties in de deelgemeente Noord zouden samengaan, dit streven redelijk is te achten en ook MVCN daaraan aanvankelijk heeft meegewerkt. De gevolgen van de beslissing van MVCN om zich uiteindelijk uit het fusieproces terug te trekken, komen voor haar risico.
Het betoog faalt.
2.5. MVCN betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat een termijn van drie maanden, gerekend vanaf 1 januari 2010, redelijk is om de subsidierelatie met toepassing van artikel 4:51, eerste lid, van de Awb te beëindigen. Omdat de oprichting van SNP niet tot de beoogde fusie heeft geleid en zij als zelfstandige organisatie is blijven voortbestaan, kon het dagelijks bestuur volgens haar niet langer verwachten dat haar activiteiten door SNP zouden worden overgenomen, zodat niet valt in te zien dat een termijn van drie maanden redelijk is. Verder heeft het dagelijks bestuur toegezegd dat de gemeente de huurkosten van het door haar gebruikte pand tot 1 september 2010 zal voldoen en dat twee naar SNP overgeplaatste medewerkers tot die datum op kosten van de gemeente feitelijk bij MVCN werkzaam kunnen blijven. Onder deze omstandigheden is volgens haar een termijn van acht maanden redelijk.
2.5.1. Niet in geschil is dat MVCN van aanvang af bij de fusiebesprekingen betrokken is geweest en dat zij vanaf juni 2009 rekening kon houden met de mogelijkheid dat de subsidierelatie zou worden beëindigd.
Dat het dagelijks bestuur na de terugtrekking van MVCN uit het fusieproces in december 2009 niet kon verwachten dat haar activiteiten volledig door SNP zouden worden overgenomen, laat onverlet dat MVCN, gelet ook op het bestaan van andere organisaties voor dezelfde doelgroep in de deelgemeente en het algemeen belang bij de doelmatige besteding van gemeenschapsgeld, er niet op mocht rekenen dat het dagelijks bestuur de subsidierelatie zou voortzetten.
Ook de omstandigheid dat het dagelijks bestuur in november 2009, vóór de terugtrekking van MVCN uit het fusieproces, heeft toegezegd dat de gemeente tot september 2010 de huurkosten van het door MVCN gebruikte pand zou voldoen en de twee naar SNP overgeplaatste medewerkers voorlopig op kosten van de gemeente feitelijk bij MVCN werkzaam konden blijven, brengt niet met zich dat het dagelijks bestuur gehouden is het door MVCN verrichten van activiteiten tot september 2010 financieel mogelijk te maken.
In het in hoger beroep aangevoerde is, gezien het vorenoverwogene, geen grond te vinden voor het oordeel, dat de door de rechtbank vastgestelde termijn van drie maanden, gerekend vanaf 1 januari 2010, niet redelijk is.
Het betoog faalt.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Hazen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2011
452.