ECLI:NL:RVS:2011:BR5170

Raad van State

Datum uitspraak
11 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201105272/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Zandwinning in Zwartewaterland

Op 3 maart 2011 heeft de raad van de gemeente Zwartewaterland het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening Zandwinning" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de verzoekster, gevestigd te Hasselt, op 9 mei 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 2 augustus 2011 ter zitting behandeld, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. A. Oldengarm en de raad door A.M. Gemmeke. Ook was er een belanghebbende aanwezig, vertegenwoordigd door mr. M.B.W. Litjens.

De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een multifunctionele ontgronding in de Polder Mastenbroek, met een diepe plas en een werkeiland voor zandverwerking. De verzoekster, eigenaar van een perceel aan de noordzijde van het plangebied, vreesde voor onomkeerbare schade aan haar perceel door de ontgronding.

De raad heeft ter zitting toegelicht dat de eerste fase van de uitvoering van het plan, die de aanleg van natuur en een ontsluitingsweg betreft, minimaal een jaar zal duren en geen onomkeerbare gevolgen zal hebben. De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek van de verzoekster en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 11 augustus 2011.

Uitspraak

201105272/2/R1.
Datum uitspraak: 11 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te Hasselt, gemeente Zwartewaterland,
en
de raad van de gemeente Zwartewaterland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 maart 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening Zandwinning" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2011, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 augustus 2011, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. A. Oldengarm, advocaat te Zwolle, en de raad, vertegenwoordigd door A.M. Gemmeke, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. M.B.W. Litjens, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de ontwikkeling van een multifunctionele ontgronding in de Polder Mastenbroek bij Hasselt. In dit gebied zal een diepe plas van 66 hectare komen en 23 hectare land met een landschappelijke inrichting, bestaand uit oevers en natuur. Het plan voorziet voorts in een werkeiland van 7,4 hectare, waar het zand wordt verwerkt en geclassificeerd. De winning van zand zal in verschillende fases gebeuren. De tijdsplanning hiervoor is afhankelijk van de exploitatie van de zandwinning, momenteel wordt er uitgegaan van een periode van 20 jaar.
2.3. [verzoekster] is eigenaar van een perceel gelegen aan de noordzijde van het plangebied, waarop in het plan een klein deel van het werkeiland is voorzien. [verzoekster] stelt dat een aanvang kan worden gemaakt met de werkzaamheden ten behoeve van de ontgronding waardoor een onomkeerbare situatie en, vanwege de mogelijke geohydrologische effecten van het plan, schade aan haar perceel zal ontstaan.
2.4. Ter zitting heeft de raad onweersproken toegelicht dat conform het bij het plan behorende 'inrichtingsplan zandwinning' zal worden begonnen met de aanleg van natuur aan de oostzijde van het plangebied en de ontsluiting van het voorziene werkeiland. Deze eerste fase van de uitvoering van het plan zal minimaal een jaar in beslag nemen en in deze fase zal geen onomkeerbare situatie ontstaan. De aanleg van natuur en de ontsluitingsweg hebben geen geohydrologische gevolgen, zodat in deze fase nog niet hoeft te worden gevreesd voor schade aan het perceel van [verzoekster]. Voorts heeft de raad ter zitting onweersproken toegelicht dat de boerderijen aan de oostzijde van het plan niet zullen worden gesloopt en dat pas aan de oprichting van het voorziene werkeiland zal worden begonnen indien alle gronden, inclusief die waarvan [verzoekster] eigenaar is, zijn verworven. Gelet hierop heeft [verzoekster] geen spoedeisend belang bij haar verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Er bestaat derhalve aanleiding dit verzoek af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2011
523.