ECLI:NL:RVS:2011:BR5165

Raad van State

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100162/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek inzake onderhoud damwand door waterschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Beheervereniging Het Piel tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het wetterskip Fryslân. Het Piel had op 12 februari 2009 een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen het waterschap vanwege een gebrek aan onderhoud aan een damwand op hun perceel in Gaastmeer. Dit verzoek werd door het dagelijks bestuur afgewezen, waarna Het Piel bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard op 29 mei 2009. Vervolgens heeft Het Piel beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden, die op 23 november 2010 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft Het Piel hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden zijn aangevuld op 3 februari 2011.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 26 juli 2011. Het Piel betoogde dat de rechtbank had miskend dat de damwand door de aanleg van de kade onderdeel van de waterkering was geworden en dat het waterschap op grond van de Keur verplicht was tot onderhoud. De Raad van State overwoog dat de damwand niet noodzakelijk was voor het in stand houden van de waterkerende hoogte en derhalve geen onderdeel uitmaakte van de waterkering. Het Piel had onvoldoende gemotiveerd dat de damwand een waterkerende functie had. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.

De Raad van State concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 augustus 2011.

Uitspraak

201100162/1/H2.
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Beheervereniging Het Piel, volgens het handelsregister gevestigd te Noordwijk (Zuid-Holland), (hierna: Het Piel)
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) van 23 november 2010 in zaak nr. 09/1513 in het geding tussen:
Het Piel
en
het dagelijks bestuur van het wetterskip Fryslân (hierna: het dagelijks bestuur).
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 februari 2009 heeft het dagelijks bestuur een verzoek van Het Piel om handhavend tegen het wetterskip Fryslân (hierna: het waterschap) op te treden ter zake van gebrek aan onderhoud van een damwand op een perceel, gelegen te Gaastmeer aan It Piel, waarvan zij erfpachter is, afgewezen.
Bij besluit van 29 mei 2009 heeft het het door Het Piel daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 november 2010, verzonden op 24 november 2010, heeft de rechtbank het door Het Piel daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Het Piel bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 5 januari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 februari 2011.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juli 2011, waar Het Piel, vertegenwoordigd door mr. G.J.M. de Jager, advocaat te Rotterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door drs. G. Jansen en ing. L.P. Zijlstra, beiden werkzaam in dienst van het waterschap, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4 van de ten tijde van belang geldende Keur Wetterskip Fryslân (hierna: de Keur), voor zover thans van belang, wordt onder waterkeringen verstaan: kunstmatige en natuurlijke hoogten of hooggelegen gronden of gedeelten daarvan, met inbegrip van de daarin of daaraan aangebrachte werken, die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben; de waterkering wordt gevormd door het samenstel van kernzone, beschermingszones en buitenbeschermingszones.
Ingevolge artikel 5, tweede lid, onder b, berust het buitengewoon onderhoud van waterkeringen bij het waterschap.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, voor zover thans van belang, zijn de buitengewoon onderhoudsplichtigen van waterkeringen verplicht deze in stand te houden overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent richting, vorm, afmeting en constructie van de waterkering.
Volgens de toelichting bij artikel 7 wordt onder buitengewoon onderhoud verstaan: het op in de legger vermelde waterkerende afmetingen en in waterkerende staat houden van de waterkering en de beschermingszones. Bij het ontbreken van een legger wordt voor de "waterkerende afmetingen" gelezen "de bestaande afmetingen", aldus die toelichting.
2.2. Het Piel heeft het dagelijks bestuur verzocht onderhoud uit te doen voeren aan de damwand achter de kade tussen It Piel, een zijmeer van de Fluessen, en haar perceel, omdat zodanig rot in de damwand is ingetreden, dat afkalving van de oever dreigt.
Aan het besluit van 12 februari 2009 heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat de desbetreffende damwand niet noodzakelijk is voor het in stand houden van de waterkerende hoogte en derhalve geen onderdeel is van de waterkering.
2.3. Het Piel betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de damwand door de aanleg van de kade onderdeel van de waterkering is geworden. Nu deze wegens rotting van de wand niet meer in overeenstemming met de bestaande afmetingen is, is het waterschap ingevolge artikel 7 van de Keur tot onderhoud ervan verplicht, aldus Het Piel.
2.3.1. In de legger is niets bepaald omtrent de waterkering.
Gelet op artikel 4 van de Keur, alsmede de toelichting op artikel 7, heeft de rechtbank voor de beantwoording van de vraag of het waterschap zich terecht niet tot het verzochte onderhoud gehouden acht terecht bepalend geacht of de damwand een waterkerende functie heeft en de waterkerende functie van de kade door de staat hiervan in gevaar komt. Het Piel heeft het oordeel van het dagelijks bestuur dat de damwand geen waterkerende functie heeft onvoldoende gemotiveerd bestreden om het niet als juist aan te nemen. Er was derhalve geen overtreding van de Keur, waartegen het handhavend kon optreden, als door Het Piel verzocht.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2011
18-710.