ECLI:NL:RVS:2011:BR4616

Raad van State

Datum uitspraak
10 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100051/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving bestuursdwang bij verwijdering van windturbines zonder bouwvergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder ongegrond werd verklaard. Het college had op 17 maart 2009 bestuursdwang gelast voor de verwijdering van twee windturbines en een transformatorhuisje, die zonder de vereiste bouwvergunningen waren opgericht op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats]. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld, en [appellant] ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting op 17 juni 2011 werd duidelijk dat het hoger beroep zich enkel richtte op de verwijdering van de windturbines. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, aangezien de windturbines in strijd met artikel 40 van de Woningwet waren opgericht. De Afdeling benadrukte dat handhaving in het algemeen belang is en dat bestuursorganen in principe van hun bevoegdheid tot handhaving gebruik moeten maken, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen.

[Appellant] voerde aan dat er concreet zicht op legalisatie bestond, maar de Afdeling oordeelde dat dit niet het geval was. De aanvragen voor bouwvergunningen waren afgewezen en er was geen bereidheid van het college om medewerking te verlenen aan de planologische inpassing van de windturbines. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201100051/1/H1.
Datum uitspraak: 10 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 december 2010 in zaak nr. 09/1574 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2009 heeft het college [appellant] onder aanzegging van bestuursdwang gelast twee windturbines en een transformatorhuisje op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats] te verwijderen.
Bij besluit van 1 september 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak, gevoegd met de zaak 201100050/1/H1 ter zitting behandeld op 17 juni 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door ing. drs. O.B. Deems en N.E.G.L. Christiaens, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting is gebleken dat het hoger beroep alleen betrekking heeft op de verwijdering van de twee windturbines.
2.2. Onder verwijzing naar de uitspraak van 26 augustus 2009 in zaak nr.
200900514/1/H1) overweegt de Afdeling dat vaststaat dat de windturbines zonder daartoe vereiste bouwvergunningen zijn opgericht. Daarmee is in strijd gehandeld met artikel 40 van de Woningwet. Het college kon derhalve ter zake handhavend optreden.
2.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat concreet zicht op legalisatie bestaat. Hij stelt dat op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Landelijk gebied 2004" bouwvergunningen voor de twee windturbines kunnen worden verleend.
2.3.2. Bij besluiten van 19 juni 2009 en 26 juni 2009 heeft het college de aanvragen om bouwvergunningen voor de twee windturbines wegens strijd met het bestemmingsplan afgewezen. Ten tijde van het nemen van het besluit van 1 september 2009 op het bezwaar tegen de toepassing van bestuursdwang bestond er derhalve geen concreet zicht op legalisatie. Weliswaar was tegen de besluiten tot weigering van de bouwvergunning bezwaar gemaakt, maar het college was niet bereid medewerking te verlenen aan planologische inpassing van de windturbines.
Overigens zijn de besluiten van 19 juni 2009 en 26 juni 2009 alsmede het besluit van 20 oktober 2009 waarbij de bezwaren tegen die besluiten ongegrond zijn verklaard, bij uitspraak van de Afdeling van heden in zaak nr.
201100050/1/H1, onherroepelijk geworden.
Het betoogt faalt.
2.4. Voor het overige verwijst [appellant] naar hetgeen in bezwaar en beroep is aangevoerd. [appellant] heeft evenwel niets aangevoerd waarom het oordeel van de rechtbank over de in beroep aangevoerde gronden onjuist zou zijn.
De desbetreffende beroepsgronden falen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2011
190-693.