ECLI:NL:RVS:2011:BR4593

Raad van State

Datum uitspraak
10 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101189/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor speel- en leefkuil in Brunssum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Maastricht met betrekking tot de bouwvergunning en vrijstelling die aan de Stichting Scouting Sint Vincentius is verleend voor het oprichten van een speel- en leefkuil op het perceel Bodemplein 43 te Brunssum. Het college van burgemeester en wethouders van Brunssum verleende op 25 maart 2009 de bouwvergunning, maar deze werd door de rechtbank gedeeltelijk vernietigd in een uitspraak van 17 december 2010. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had onderbouwd dat het gebruik van het bouwwerk als vuurkuil niet aan de vergunning verbonden was. De appellant, wonend te Stein, stelde dat het college niet had voldaan aan de opdracht van de rechtbank om het gebruik van het bouwwerk te onderzoeken.

De Raad van State heeft de zaak op 10 augustus 2011 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het college bij het verlenen van de vergunning mocht uitgaan van het gebruik zoals aangegeven in de aanvraag. De rechtbank had terecht overwogen dat het college zich op basis van de beschikbare informatie kon baseren op het primaire gebruik van het bouwwerk als speel- en leefkuil. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van bestemmingsplannen en de noodzaak voor het college om voldoende onderzoek te doen naar het beoogde gebruik van bouwwerken, vooral wanneer er twijfels zijn over de aard van dat gebruik. De uitspraak biedt ook inzicht in de rol van de Raad van State in het toetsen van lagere rechtspraak en de afwegingen die daarbij gemaakt worden.

Uitspraak

201101189/1/H1.
Datum uitspraak: 10 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Stein,
tegen de uitspraken van de rechtbank Maastricht van 30 juli 2010 en 17 december 2010 in zaak nr. 09/649 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Brunssum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2009 heeft het college aan de Stichting Scouting Sint Vincentius (hierna: Scouting Vincentius) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een speel- en leefkuil dan wel arena (hierna: het bouwplan) op het perceel Bodemplein 43 te Brunssum (hierna: het perceel).
Bij tussenuitspraak van 30 juli 2010 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een gewijzigd, dan wel nieuw besluit te nemen, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. In deze uitspraak heeft de rechtbank iedere verdere beslissing aangehouden. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 8 september 2010 heeft het college aan Scouting Vincentius opnieuw vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwplan, waarbij het dit besluit heeft voorzien van een nadere motivering.
Bij uitspraak van 17 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep tegen het besluit van 25 maart 2009 gegrond verklaard, dit besluit gedeeltelijk vernietigd, en het door [appellant] ingestelde beroep tegen het besluit van 8 september 2010 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 januari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 februari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.A.C.M. Gidding-Baade en R.A.T. van der Steen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Scouting Vincentius heeft op 5 juni 2008 bij het college een aanvraag om bouwvergunning ingediend voor een speel- en leefkuil dan wel arena ten behoeve van het houden van spel-, speel-, muziek- en zangactiviteiten in het kader van scouting. Het bouwplan voorziet in een bouwwerk dat een kuil vormt, met zitgelegenheid rondom, met een diameter van 11 m en een diepte van 2,5 m.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Woongebieden" rust op het perceel de bestemming "Groenvoorzieningen".
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart A als groenvoorzieningen aangegeven gronden, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 18, 20 en 22 voor zover het tevens betreft beschermingszone a, beschermingszone b, beschermingszone d en beschermd stadsgezicht, bestemd voor:
- groenvoorzieningen, inclusief speelvoorzieningen;
- waterpartijen;
- verkeersdoeleinden in de vorm van fiets- en voetpaden;
- doeleinden van openbaar nut;
- parkeervoorzieningen;
- voor primair oppervlaktewater.
2.3. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend, teneinde het bouwplan mogelijk te maken.
2.4. In de uitspraak van 30 juli 2010 heeft de rechtbank overwogen dat het college bij de voorbereiding van het besluit van 25 maart 2009 de zienswijze van [appellant] met betrekking tot de aard en het gebruik van het vergunde bouwwerk onvoldoende heeft weerlegd. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft het college bij het besluit van 8 september 2010 het besluit van 25 maart 2009 gewijzigd en voorzien van een nadere motivering.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank in de uitspraak van 17 december 2010 heeft miskend dat het college niet heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank in de uitspraak van 30 juli 2010, te weten dat het nader diende te onderzoeken of het de bedoeling van Scouting Vincentius is om het bouwwerk ook als vuurkuil te gebruiken en dat het daarbij, nu het bouwwerk reeds is gerealiseerd, in aanmerking dient te nemen hetgeen inmiddels bekend is omtrent dat gebruik. [appellant] stelt dat het college in het geheel geen onderzoek heeft gedaan naar het beoogde gebruik en dat het de aanwijzingen die hij naar voren heeft gebracht voor de conclusie dat het bouwwerk als vuurkuil zal worden gebruikt, ten onrechte terzijde schuift. Hij stelt verder dat aan de brief van Scouting Vincentius aan de rechtbank van 17 augustus 2010, waarin Scouting Vincentius verklaart het bouwwerk niet (meer) als vuurkuil te zullen gebruiken, geen waarde kan worden gehecht.
2.5.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college bij het verlenen van de vrijstelling en de bouwvergunning voor het bouwplan heeft mogen uitgaan van het gebruik zoals aangegeven in de aanvraag. Daarbij heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich op grond van de informatie die hem hieromtrent bekend is, op het standpunt heeft mogen stellen dat het primaire gebruik van het bouwwerk steeds speel- en leefkuil is geweest en dat het gebruik als vuurkuil als incidenteel gebruik in het verleden moet worden geduid. [appellant] heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd dit standpunt niet kunnen weerleggen, nu daaruit niet volgt dat het gebruik als vuurkuil in het verleden meer dan incidenteel heeft plaatsgevonden. Mede gelet op de brief van Scouting Vincentius aan de rechtbank van 17 augustus 2010, is niet aannemelijk dat de aanvraag mede ten doel heeft het bouwwerk als vuurkuil te gebruiken. Nu deze brief blijkens het besluit van 8 september 2010 onderdeel uitmaakt van dat besluit en mede gelet hierop voldoende duidelijk is wat Scouting Vincentius met het bouwplan beoogt, bestaat, anders dan [appellant] stelt, geen aanleiding voor het oordeel dat aan de inhoud van deze brief geen waarde kan worden toegekend en dat de bij het besluit van 8 september 2010 behorende bijlagen zodanig met elkaar in strijd zijn dat de rechtszekerheid in geding is.
Het betoog faalt.
2.6. [appellant] betoogt voor het eerst in hoger beroep dat ten onrechte gebruiksvoorschriften en clausules als voorwaarden aan de bouwvergunning zijn verbonden.
Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom deze gronden niet reeds in beroep konden worden aangevoerd en [appellant] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen en omwille van de zekerheid van de andere partijen omtrent hetgeen in geschil is, had behoren te doen, dienen deze gronden buiten beschouwing te blijven.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Montagne
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2011
374-641.