ECLI:NL:RVS:2011:BR3985

Raad van State

Datum uitspraak
3 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100075/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling bestemmingsplan voor camping in Valkenswaard

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard, dat op 23 maart 2010 vrijstelling van het bestemmingsplan heeft verleend voor het gebruik van een perceel in Valkenswaard voor de exploitatie van een camping. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft op 22 december 2010 de beroepen van de appellanten gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit leidde tot hoger beroep door de appellanten, die van mening zijn dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten, aangezien de camping inmiddels positief is bestemd in een tweede partiële herziening van het bestemmingsplan.

De Raad van State heeft de zaak op 3 augustus 2011 behandeld. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat, en het college waren aanwezig. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank inderdaad ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten. Het hoger beroep werd gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze de rechtsgevolgen in stand hield.

Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant sub 1, en werd het griffierecht voor beide appellanten vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgevolgen van vernietigde besluiten en de noodzaak om deze zorgvuldig te overwegen in het licht van nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen.

Uitspraak

201100075/1/H1.
Datum uitspraak: 3 augustus 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1],
2. [appellant sub 2],
beiden wonend te Valkenswaard,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) van 22 december 2010 in de zaken nrs. 10/1676 en 10/1635 in het geding tussen:
[appellant sub 1] en
[appellant sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 maart 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] vrijstelling van het bestemmingsplan verleend voor gebruik van het perceel [locatie] te [plaats], voor het exploiteren van een camping.
Bij uitspraak van 22 december 2010, verzonden op 30 december 2010, heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 januari 2011, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2011, hoger beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft de gronden van het door hem ingestelde hoger beroep aangevuld bij brief van 13 maart 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juli 2011, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Immens, [appellant sub 2] in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. H.G.W. van Heugten, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende] gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in gebruik van het perceel voor de exploitatie van een camping met maximaal 68 standplaatsen en een familiekampeerterrein met 10 standplaatsen.
Niet in geschil is dat dit gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Om het toch toe te staan heeft het college daarvan krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend.
2.2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen met succes dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten, omdat de camping bij een tweede partiële herziening van het bestemmingsplan inmiddels positief is bestemd. Niet in geschil is dat dat niet zo is.
2.2.1. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, doch slechts voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het door haar vernietigde besluit daarbij in stand heeft gelaten.
2.3. Het college zal op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellant sub 1] worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 2] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 december 2010 in de zaken nrs. 10/1676 en 10/1635, voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het door haar vernietigde besluit daarbij in stand heeft gelaten;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 224,00 (zegge: tweehonderdvierentwintig euro) voor [appellant sub 1] voor de behandeling van het hoger beroep en € 224,00 (zegge: tweehonderdvierentwintig euro) voor [appellant sub 2] voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2011
414-713.