ECLI:NL:RVS:2011:BR3979
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.W.L. Loeb
- J. de Vries
- Rechtspraak.nl
Weigering verklaring omtrent gedrag (VOG) door de minister
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 juli 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van [verzoekster] in het kader van een hoger beroep tegen de weigering van de minister van Veiligheid en Justitie om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) te verlenen. De minister had op 6 januari 2010 besloten om de VOG niet te verlenen, waarna [verzoekster] bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 1 april 2010 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Alkmaar op 28 april 2011 het beroep van [verzoekster] tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard. Hierop heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 21 juli 2011 heeft de voorzitter het verzoek behandeld, waarbij [verzoekster] werd bijgestaan door haar advocaat, mr. P.G. Wemmers, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. S.L. de Koning. De voorzitter overwoog dat er niet op voorhand aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep niet in stand zou blijven. De minister had volgens de voorzitter het gevoerde beleid niet onjuist toegepast en [verzoekster] had geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzitter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 juli 2011 en is geregistreerd onder ECLI:NL:RVS:2011:BR3979. De zaak betreft een belangrijk aspect van het bestuursrecht, waarbij de afweging tussen de belangen van de verzoekster en het beleid van de minister centraal staat.