ECLI:NL:RVS:2011:BR3262

Raad van State

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100076/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling en bouwvergunning voor appartementencomplex in Zeeland

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 16 november 2010 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, dat zich richtte tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd. Dit college had op 17 augustus 2007 vrijstelling en een bouwvergunning verleend aan Woonmaatschappij Maasland, thans Stichting Mooiland, voor de bouw van 24 appartementen en 8 patiowoningen op de percelen Vlasroot en Nonnenhof in Zeeland. De appellant betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit tot het verlenen van de vrijstelling en bouwvergunning berust op een onjuiste voorstelling van zaken, gepresenteerd door Stichting Mooiland. Hij stelt dat de rechtbank onvoldoende belang heeft gehecht aan de financiële aspecten van het project, en dat Stichting Mooiland oneigenlijke argumenten heeft gebruikt om de medewerking van de gemeente af te dwingen voor het wijzigen van het oorspronkelijke plan van een appartementencomplex met twee bouwlagen naar een complex met drie bouwlagen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 juni 2011 ter zitting behandeld. De appellant, bijgestaan door een gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door J.H. van Alphen, waren aanwezig. Ook Stichting Mooiland was vertegenwoordigd door D. Stillewagt. De Afdeling overweegt dat de enkele omstandigheid dat een gebouw met twee lagen ook economisch rendabel zou zijn, niet betekent dat voor het ingediende bouwplan in redelijkheid geen vrijstelling kan worden verleend. De economische en financiële aspecten zijn niet bepalend voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit tot verlenen van de vrijstelling en bouwvergunning. De rechtbank heeft terecht geen doorslaggevende betekenis aan deze aspecten gehecht. Het hoger beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201100076/1/H1.
Datum uitspraak: 27 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Landerd,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 november 2010 in zaken nrs. 09/2391 en 09/2398 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Landerd.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landerd aan Woonmaatschappij Maasland, thans Stichting Mooiland, vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van 24 appartementen en 8 patiowoningen op de percelen Vlasroot 1 tot en met 15 en 17 tot en met 29a en Nonnenhof 1 tot en met 15, te Zeeland.
Bij uitspraak van 16 november 2010, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 31 januari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juni 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door J.H. van Alphen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Stichting Mooiland, vertegenwoordigd door D. Stillewagt, verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt, daarbij gesteund door een aantal omwonenden, dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het besluit tot het verlenen van vrijstelling en bouwvergunning, voor zover dit betrekking heeft op de bouw van 24 appartementen, berust op een onjuiste voorstelling van zaken, gepresenteerd door Stichting Mooiland. Dientengevolge heeft de rechtbank volgens [appellant] onvoldoende belang gehecht aan de financiële aspecten. [appellant] stelt in dit verband dat Stichting Mooiland oneigenlijke (financiële) argumentatie heeft aangewend ten behoeve van het afdwingen van de vereiste medewerking van de gemeente bij het wijzigen van het oorspronkelijke plan van een appartementencomplex met twee bouwlagen in een appartementencomplex met drie bouwlagen. In tegenstelling tot hetgeen Stichting Mooiland beweert, is een derde bouwlaag niet noodzakelijk, aldus [appellant].
2.1.1. Het verzoek om vrijstelling en de aanvraag om een bouwvergunning betreft een appartementencomplex met drie bouwlagen. De enkele omstandigheid dat een gebouw met twee lagen ook economisch rendabel zou zijn, maakt niet dat voor het ingediende bouwplan in redelijkheid geen vrijstelling kan worden verleend. De economische en financiële aspecten, als door [appellant] aangevoerd, zijn niet bepalend voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit tot verlenen van vrijstelling en bouwvergunning. De rechtbank heeft daaraan terecht geen doorslaggevende betekenis toegekend.
De beroepsgrond faalt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2011
190-693.