ECLI:NL:RVS:2011:BR3231

Raad van State

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005853/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing schadevergoeding door college van burgemeester en wethouders van Groningen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 17 juli 2009 het beroep van [appellant] ongegrond verklaarde. Het hoger beroep is ingesteld tegen de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding door het college van burgemeester en wethouders van Groningen, dat op 15 november 2007 werd genomen. Het college had het verzoek van [appellant] afgewezen, omdat er geen causaal verband was aangetoond tussen de gestelde schade en de onjuiste inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie (GBA).

De rechtbank oordeelde dat het college terecht had afgewezen, omdat [appellant] onvoldoende had aangetoond dat de schade het gevolg was van de foutieve inschrijving. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 januari 2011 behandeld, waarbij het college werd vertegenwoordigd door mrs. E. Willems en J. Smit. De Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank terecht tot de conclusie is gekomen dat er geen causaal verband was tussen de gestelde schade en de onjuiste inschrijving in de GBA.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 27 juli 2011.

Uitspraak

201005853/1/H2.
Datum uitspraak: 27 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Groningen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) van 17 juli 2009 in zaak nr. 08/298 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 november 2007 heeft het college een verzoek van [appellant] om vergoeding van schade afgewezen.
Bij besluit van 20 maart 2008 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juli 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Centrale Raad van Beroep ingekomen op 25 augustus 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 september 2009. Op 14 juni 2010 heeft de Centrale Raad van Beroep die stukken ter behandeling aan de Afdeling doorgezonden.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2011, waar het college, vertegenwoordigd door mrs. E. Willems en J. Smit, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 30 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens geschiedt uitschrijving uitsluitend op grond van de mededeling van het college van burgemeester en wethouders van een andere gemeente dat heeft besloten tot inschrijving van de betrokken persoon in zijn basisadministratie.
2.2. Bij brief van 7 november 2007 heeft [appellant] het college verzocht om vergoeding van proceskosten, omdat bij de verwerking van zijn aangifte op 3 januari 2005 als inwoner van de gemeente Groningen in de gemeentelijke basisadministratie (hierna: de GBA) als datum van inschrijving ten onrechte 3 januari 2004 is vermeld, welke datum is doorgegeven aan de gemeente Leek, ten gevolge waarvan hij jarenlang heeft moeten procederen over zijn aanspraak op verblijf in Nederland.
2.2.1. Het college heeft bij brief van 15 oktober 2007 aan [appellant] uiteengezet dat bij de inschrijving van [appellant] in de GBA abusievelijk de datum 3 januari 2004 is vermeld en die datum elektronisch aan de gemeente Leek is doorgegeven. Nadat de fout bij een controle was gebleken, is de inschrijfdatum in de GBA gewijzigd in 3 januari 2005, maar die wijziging is niet aan de gemeente Leek doorgegeven, waardoor in de GBA van die gemeente tot 13 juni 2006 een onjuiste datum van uitschrijving van [appellant] was vermeld, aldus de brief.
2.2.2. Het college heeft aan het besluit van 15 november 2007 ten grondslag gelegd dat de Informatie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND) na 3 januari 2005 elektronisch bericht heeft ontvangen dat [appellant] met ingang van die dag in de GBA is ingeschreven. Volgens het besluit is onduidelijk, waarom de IND na 3 januari 2005 bij de gemeente Leek informatie heeft ingewonnen over de datum van uitschrijving van [appellant]. Deze gang van zaken geeft geen aanleiding om de door [appellant] gestelde schade te vergoeden, aldus het besluit.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat het college zijn verzoek terecht heeft afgewezen, heeft miskend dat hij schade heeft geleden ten gevolge van de onjuiste inschrijving in de GBA van Groningen en het bericht daarvan aan de gemeente Leek.
2.3.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college het verzoek van [appellant] terecht heeft afgewezen, omdat deze onvoldoende heeft gesteld om een causaal verband tussen de gestelde schade en de gestelde schadeoorzaak aan te kunnen nemen. De rechtbank heeft terecht overwogen, dat zodanig verband niet reeds vaststaat, omdat een fout is gemaakt bij de inschrijving of een foute datum is doorgegeven.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Oranje
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2011
507.