ECLI:NL:RVS:2011:BR3220

Raad van State

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100803/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • H.G. Lubberdink
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het hoger beroep van [appellante] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 13 december 2010 geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellante] toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag voor de jaren 2008 en 2009 ten onrechte had herzien en vastgesteld op nihil. De rechtbank bepaalde dat [appellante] recht had op een voorschot kinderopvangtoeslag over de jaren 2008 en 2009, berekend op basis van het aantal uren opvang per kind.

De Belastingdienst/Toeslagen had op 30 september 2009 besluiten genomen om de voorschotten te herzien, wat leidde tot een bezwaarprocedure. De rechtbank verklaarde het beroep van [appellante] gegrond en vernietigde het besluit van 20 april 2010, waarbij de bezwaren gedeeltelijk gegrond waren verklaard. De Belastingdienst/Toeslagen ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 18 mei 2011, waarbij zowel [appellante] als de Belastingdienst/Toeslagen vertegenwoordigd waren. De Raad overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [appellante] recht had op kinderopvangtoeslag vanaf de datum waarop zij een schriftelijke overeenkomst had gesloten met het gastouderbureau, namelijk 1 april 2008. [appellante] betoogde dat er al een voorovereenkomst was gesloten op 9 januari 2008, maar de Raad oordeelde dat deze overeenkomst niet voldeed aan de eisen van de Wet kinderopvang.

Uiteindelijk oordeelde de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 27 juli 2011.

Uitspraak

201100803/1/H2.
Datum uitspraak: 27 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2010 in zaak nr. 10/1855 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 30 september 2009 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellante] toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag voor de jaren 2008 en 2009 herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 20 april 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de door [appellante] daartegen gemaakte bezwaren gedeeltelijk gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 december 2010, verzonden op 17 december 2010, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 april 2010 vernietigd, bepaald dat aan [appellante] een voorschot kinderopvangtoeslag wordt toegekend over het berekeningsjaar 2008 berekend naar de maatstaf van 1.770 uur voor [kind 1] en 1.700 uur voor [kind 2] en over het berekeningsjaar 2009 berekend naar de maatstaf van 718 uur per kind en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, gevoegd met zaken nrs. 201011589/1/H2, 20110716/1/H2, 201100791/1/H2, 201100797/1/H2, en 201104025/1/H2, ter zitting behandeld op 18 mei 2011, waar [appellante] vertegenwoordigd door mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. Schutz, werkzaam bij de Belastingdienst/Toeslagen, zijn verschenen.
Na de zitting zijn de zaken van elkaar gesplitst.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko) zoals deze wet luidde ten tijde hier van belang, voor zover hier van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), voor zover hier van belang, bevat de administratie van een kindercentrum afschriften van alle met de vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2.2. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, zelf in de zaak voorziend overwogen dat gelet op artikel 52 van de Wko recht op kinderopvangtoeslag bestaat vanaf de datum waarop [appellante] een schriftelijke overeenkomst heeft gesloten met het gastouderbureau. In dit geval is dat 1 april 2008, zodat [appellante] naar het oordeel van de rechtbank met ingang van die datum recht heeft op een voorschot kinderopvangtoeslag.
2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank, door op voormelde wijze zelf in de zaak te voorzien, er aan voorbij is gegaan dat zij al op 9 januari 2008 met het gastouderbureau een voorovereenkomst heeft gesloten, waarin als ingangsdatum 1 januari 2008 is vermeld. Volgens haar bestaat gelet daarop vanaf 1 januari 2008 recht op een voorschot kinderopvangtoeslag.
2.4. Uit artikel 52 van de Wko, gelezen in samenhang met artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling, volgt dat de overeenkomst, bedoeld in artikel 52 van de Wko, in elk geval de gegevens, genoemd in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling moet bevatten. De door [appellante] overgelegde voorovereenkomst van 9 januari 2008 vermeldt, naar de Belastingdienst/Toeslagen ter zitting terecht heeft opgemerkt, niet de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur, het aantal uren gastouderopvang per jaar per kind en de duur van de overeenkomst. Gelet daarop is geen sprake van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko die de basis vormt voor de kinderopvang en bestond derhalve reeds daarom niet vanaf 1 januari 2008 recht op een voorschot kinderopvangtoeslag. Dat, naar [appellante] ter zitting uiteengezet heeft, is gelet op artikel 52 van de Wko niet relevant en maakt het vorenstaande derhalve niet anders. Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2011
502.