ECLI:NL:RVS:2011:BR3212

Raad van State

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012267/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek inzake bewoning pand te De Krim

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 22 november 2010, waarin het beroep tegen de afwijzing van een handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg ongegrond werd verklaard. Het verzoek van [appellant] betrof de bewoning van een pand op het perceel [locatie] te De Krim, dat volgens hem in strijd was met het bestemmingsplan. Het college had op 22 april 2009 het verzoek om handhavend op te treden afgewezen, en dit besluit werd later door het college bevestigd na bezwaar van [appellant]. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van het pand als woning niet in strijd was met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Woongebied' met de aanduiding 'detailhandel toegestaan' had.

Tijdens de zitting op 22 juni 2011 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Maakal, en het college werd vertegenwoordigd door mr. J.M. Nijenhuis. [appellant] betoogde dat het gebruik van het pand als woning in strijd was met het bestemmingsplan, omdat een deel van het pand ook voor woondoeleinden werd gebruikt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat het gebruik van het pand als woning niet in strijd was met de bestemming, en dat het feit dat detailhandel op het perceel is toegestaan, niet betekent dat het pand ook daadwerkelijk voor detailhandel moet worden gebruikt.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 27 juli 2011.

Uitspraak

201012267/1/H1.
Datum uitspraak: 27 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te De Krim, gemeente Hardenberg, (hierna in enkelvoud: [appellant]),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) van 22 november 2010 in zaak nr. 09/2163 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2009 heeft het college een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de bewoning van het pand op het perceel [locatie] (hierna: het perceel), te De Krim, afgewezen.
Bij besluit van 20 oktober 2009 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juni 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M. Nijenhuis, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Krim" rust op het perceel de bestemming "Woongebied" met als nadere aanduiding "detailhandel toegestaan".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planregels zijn de op de plankaart voor woongebied aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen;
en tevens voor:
h. detailhandel, uitsluitend voor zover de gronden zijn aangegeven met "detailhandel".
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het gebruik van het pand als woning in strijd is met het bestemmingsplan. Hij stelt dat, zowel de bovenverdieping van het pand [locatie], als een deel van de op de begane grond gelegen bedrijfsbebouwing, in gebruik is voor woondoeleinden. Volgens hem is in elk geval het gebruik van het op de begane grond gelegen bedrijfsgedeelte, met de aanduiding "detailhandel" in strijd met het bestemmingsplan. Anders zou de wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 3, zesde lid, van de planregels, overbodig zijn, aldus [appellant].
2.2.1. Het pand op het perceel wordt als woning gebruikt. De rechtbank heeft dit gebruik terecht niet in strijd met de aan deze gronden toegekende bestemming geacht.
Dat ingevolge het bestemmingsplan op het perceel tevens detailhandel is toegestaan, betekent niet dat het pand voor detailhandel dient te worden gebruikt.
Dat ingevolge artikel 3, zesde lid, van de planregels de aanduiding "detailhandel toegestaan" met inachtneming van de overige bepalingen kan vervallen, betekent evenmin dat het gebruik als woning, zonder dat detailhandel plaatsvindt, in strijd is met het bestemmingsplan.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2011
17-702.