201104267/2/R1
Datum uitspraak: 21 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Bocholtz, gemeente Simpelveld,
de raad van de gemeente Simpelveld,
verweerder.
Bij besluit van 20 januari 2011, nummer VI-3, heeft de raad het bestemmingsplan "Baneheiderweg naast 52- Baneheide 26" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2011, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 4 mei 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 mei 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 juli 2011, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door drs. S. Vreuls-Essers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Maatschap Spijkers, vertegenwoordigd door L.M.W.J. Spijkers, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de sloop van twee kippenstallen en een kippenstal annex machineberging aan de Baneheide 26. Voorts voorziet het plan in de bouw van een woning in de kern van Bocholtzerheide naast [locatie]. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is uitgegaan van een combinatie van het beleid Ruimte voor Ruimte Zuid-Limburg (hierna: RvR-beleid) en het beleid Verhandelbare Ontwikkelings-Rechten methode (hierna: VORm-beleid).
2.3. [verzoeker], eigenaar van het perceel aan de [locatie], richt zich tegen de realisatie van de woning in de kern van Bocholtzerheide. [verzoeker] vreest onomkeerbare gevolgen als gevolg van de op 3 mei 2011 verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning op het perceel Baneheiderweg naast 52. Volgens [verzoeker] heeft de raad het RvR-beleid wat betreft de voorziene woning niet op de juiste manier toegepast. Zo is volgens [verzoeker] niet voldaan aan de voorwaarde om 750 m² aan bedrijfsgebouwen te slopen, zodat de beoogde ontsteningswinst niet wordt bereikt. Daarbij voert [verzoeker] aan dat dit wel mogelijk is nu er, anders dan de raad stelt, geen sprake is van een carréboerderij. Verder betoogt [verzoeker] dat zelfs als op de locatie niet de vereiste 750 m² aan de bedrijfsgebouwen kan worden gesloopt ook niet voldaan is aan de nadere voorwaarde elders 200 m² aan bedrijfsgebouwen te slopen.
2.3.1. Aan de gronden op het perceel Baneheide 26 is de bestemming "Agrarisch met waarden (AW)" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1.1, van de planregels, zijn de voor "Agrarisch met waarden (AW)" aangewezen gronden bestemd voor onder meer dynamisch agrarisch gebruik, bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast en recreatief medegebruik.
Aan de gronden op de Baneheiderweg naast nummer 52 is de bestemming "Wonen (W)" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Wonen (W)" aangewezen gronden bestemd voor wonen en daarbij behorende voorzieningen alsmede voor voorzieningen voor de opvang en infiltratie van hemelwater.
2.3.2. In het RvR-beleid staat dat het recht op het bouwen van een compensatiewoning uitsluitend ontstaat indien sprake is van de sloop van minimaal 750 m² aan aanwezige bedrijfsgebouwen. Bij het toepassen van het RvR-beleid dient uitdrukkelijk als voorwaarde te worden gesteld dat het restant aan bedrijfsgebouwen alsmede aanwezige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en erfverhardingen eveneens zullen worden gesloopt respectievelijk verwijderd. Voorts bestaat naast deze mogelijkheid de mogelijkheid van saldering. Meerdere bedrijven mogen gezamenlijk één plan indienen waarbij het aantal vierkante meters te slopen bedrijfsgebouwen bij elkaar wordt opgeteld, en waarbij de som daarvan gedeeld door 750 m² het aantal compensatiewoningen oplevert. Uitsluitend bedrijven die minimaal een oppervlakte van 200 m² bedrijfsgebouwen slopen kunnen meedoen.
Het VORm-beleid biedt een kader om ontwikkelingen in het buitengebied mogelijk te maken mits daar een kwaliteitsverbeterende maatregel tegenover staat. Deze maatregelen kunnen in geld worden uitgedrukt.
2.3.3. De raad stelt zich op het standpunt dat hij het RvR-beleid heeft toegepast, aangevuld met het VORm-beleid, omdat beide instrumenten hetzelfde doel hebben. Volgens de raad is het niet mogelijk om 750 m² aan bedrijfsgebouwen te slopen, waarbij hij heeft gewezen op het belang van het behoud van een stal die na renovatie aansluiting vindt bij de oorspronkelijke ter plaatse aanwezige carréboerderijen. Voorts was het volgens de raad niet mogelijk om 200 m² aan bedrijfsbebouwing elders te slopen. In dit kader heeft de raad de voor toepassing van het RvR-beleid ontbrekende oppervlakte van 200 m² te slopen bedrijfsgebouwen financieel laten compenseren door een storting aan de gemeente op basis van het VORm-beleid.
2.3.4. Naar het oordeel van de voorzitter vergt de vraag of en in hoeverre het RvR-beleid kan worden gecombineerd met het VORm-beleid nader onderzoek in de bodemprocedure. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat in casu aan de in het RvR-beleid opgenomen afwijkingsbevoegdheid voor uitzonderingsgevallen niet wordt voldaan omdat voor meer dan 10% wordt afgeweken van de gestelde sloopnorm.
Voor zover de raad zich op het standpunt stelt dat een stal op het preceel niet gesloopt behoeft te worden omdat deze na renovatie aansluiting kan vinden bij de oorspronkelijke carréboerderijen in het dorp overweegt de voorzitter dat uit de stukken noch het verhandelde ter zitting is gebleken dat de desbetreffende stal onderdeel is van een oorspronkelijke carréboerderij. De vraag in hoeverre aan die stal niettemin de door de raad aangegeven betekenis toekomt vergt eveneens nader onderzoek. Voorts is niet onderbouwd waarom het niet mogelijk is elders 200 m² aan bedrijfsbebouwing te slopen.
Gelet op het voorgaande en nu het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor het bouwen van een woning op het perceel Banheiderweg naast 52 heeft verleend, ziet de voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen.
2.4. De overige gronden van het verzoek behoeven derhalve geen bespreking.
2.5. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Simpelveld van 20 januari 2011, kenmerk VI-3;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Simpelveld tot vergoeding van [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de raad van de gemeente Simpelveld aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Melse
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2011