ECLI:NL:RVS:2011:BR2287

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905423/1/M3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit hogere waarden Wet geluidhinder voor Nieuwe Schielandlaan te Nieuwerkerk aan den IJssel

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, waarbij hogere waarden zijn vastgesteld voor de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Nieuwe Schielandlaan (N219) in Nieuwerkerk aan den IJssel. Het besluit, dat op 9 juni 2009 is genomen, betreft de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor woningen aan de Nieuwe Schielandlaan. De appellanten, bewoners van Nieuwerkerk aan den IJssel, hebben hun beroep ingesteld omdat zij van mening zijn dat de geluidbelasting niet correct is berekend en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de samenloop van geluidbronnen, zoals de nabijgelegen Rijksweg A20 en het spoortraject 600.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 12 mei 2011 ter zitting behandeld. De appellanten, bijgestaan door hun advocaat, hebben hun bezwaren toegelicht. Het college van gedeputeerde staten heeft de argumenten van de appellanten weersproken en gesteld dat de geluidbelasting correct is berekend op basis van de geldende wetgeving. De Afdeling heeft vervolgens overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen uitgaan van de vastgestelde maximumsnelheid op de Nieuwe Schielandlaan en dat de geluidbelasting van het spoortraject niet overschrijdt wat betreft de voorkeursgrenswaarde.

Uiteindelijk heeft de Afdeling geoordeeld dat de beroepen van de appellanten ongegrond zijn. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2011.

Uitspraak

200905423/1/M3.
Datum uitspraak: 20 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Nieuwerkerk aan de IJssel, gemeente Zuidplas,
2. [appellant sub 2], wonend te Nieuwerkerk aan de IJssel, gemeente Zuidplas,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2009 heeft het college hogere waarden vastgesteld als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de nieuw aan te leggen Nieuwe Schielandlaan (N219) voor, onder meer, de woningen aan de [locatie 1] en de [locatie 2] te Nieuwerkerk aan den IJssel. Dit besluit is op 13 juli 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2009, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2009, beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 24 augustus 2009.
Het college heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen verzonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2011, waar [appellant sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. J.M. Smits, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.M. Smits, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Eekhout-Glas en ing. J. Bakker, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, vertegenwoordigd door W.N. Zwama, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. Er zijn nog stukken ontvangen van het college, [appellant sub 2] en [appellant sub 1]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. Met toestemming van partijen is afgezien van een verdere behandeling van de zaak ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben de beroepsgronden dat niet duidelijk is vermeld of het een ambtshalve vaststelling van hogere grenswaarden betreft, dat niet is vermeld op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden, dat de kosten van isolatie te laag zijn geschat en dat geen verklaring is overgelegd als bedoeld in artikel 5.4 van het Besluit geluidhinder ter zitting ingetrokken.
Het beroep betreft derhalve nog de snelheid op de Nieuwe Schielandlaan en de samenloop met het spoortraject.
2.2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat het niet aannemelijk is dat op de Nieuwe Schielandlaan een maximum snelheid van 50 km per uur gaat gelden, omdat dit een gebiedsontsluitingsweg in het buitengebied is, die wordt voorzien van vier rijbanen. In het akoestisch onderzoek is daardoor gerekend met te lage snelheden, zodat de geluidbelasting voor de gevel van de woningen niet goed is berekend.
2.2.1. Het college voert aan dat uit het bestemmingsplan blijkt dat een nieuwe woonwijk is gepland rondom de aan te leggen Nieuwe Schielandlaan, zodat deze weg in de bebouwde kom komt en ingevolge artikel 20 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een maximumsnelheid van 50 km per uur geldt. Bovendien komt op het tracé van de Nieuwe Schielandlaan een aantal rotondes, waarbij de onderlinge afstand tussen de rotondes zo gering is dat een hogere snelheid dan 50 km per uur niet haalbaar is. Het college voert voorts aan dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een worst-case situatie wat betreft de verkeersbewegingen. In dat onderzoek is tevens uitgegaan van een doorgaande verkeersstroom en van het toepassen van stil asfalt, aldus het college.
2.2.2. De Afdeling overweegt dat het college met deze motivering in redelijkheid heeft kunnen uitgaan van het feit dat op de nieuw aan te leggen Nieuwe Schielandlaan de representatief te achten snelheid 50 km per uur bedraagt. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het college bij deze motivering is uitgegaan van onjuiste feitelijke gegevens. Deze beroepsgrond faalt.
2.3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] voeren aan dat in het bestreden besluit de gecumuleerde geluidbelasting is berekend vanwege de Rijksweg A20 en de Nieuwe Schielandlaan, maar dat hun woningen ook zijn gelegen in de zone van het spoortraject 600, zodat ten onrechte geen rekening is gehouden met de geluidbelasting vanwege de spoorweg, waardoor de gecumuleerde geluidbelasting niet goed is berekend.
2.3.1. Ingevolge artikel 110f, eerste lid, van de Wet geluidhinder zoals dit gold ten tijde van het bestreden besluit en voor zover thans van belang, dient degene, die bij of krachtens deze wet verplicht is tot het verrichten van een akoestisch onderzoek, indien Afdeling 2 van hoofdstuk VI of van het krachtens deze Afdeling bepaalde van toepassing is op woningen, gelegen in twee of meer aanwezige of toekomstige geluidzones als bedoeld in de artikelen 74 en 106b, ter plaatse van die woningen, overeenkomstig de door Onze Minister gestelde regels, tevens onderzoek te doen naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidbronnen. Aangegeven dient te worden op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij de te treffen maatregelen.
Ingevolge het derde lid, zoals dit gold ten tijde van het bestreden besluit en voor zover thans van belang, zijn het eerste en tweede lid uitsluitend van toepassing indien voor een woning een hogere waarde zal worden vastgesteld en voor dezelfde woning de geluidbelasting vanwege ten minste een andere geluidbron als bedoeld in het eerste lid in de toekomstige situatie de voorkeurswaarde overschrijdt.
Ingevolge het vierde lid zoals dit gold ten tijde van het bestreden besluit worden het eerste en tweede lid alleen toegepast ten aanzien van geluidbronnen als bedoeld in het eerste lid waarvan de geluidbelasting in de toekomstige situatie de voorkeurswaarde overschrijdt.
2.3.2. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat in de bijlage bij het besluit van 9 juni 2009 het spoortraject abusievelijk niet is genoemd, maar dat dit traject wel is meegenomen bij de berekening van de gecumuleerde geluidbelasting, zoals blijkt uit de tabel van bijlage 18 van het rapport "Regionale infrastructuur Zuidplaspolder. Akoestisch onderzoek" van DHV van maart 2009.
Volgens het college overschrijdt ten aanzien van de woning aan de [locatie 2] de geluidbelasting ten gevolge van het spoortraject 600 de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet, zodat de geluidbron niet behoeft te worden meegenomen.
Ten aanzien van de woning aan de [locatie 1] bedraagt de geluidbelasting van het spoortraject 57 dB. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt 60 dB, aldus het college.
2.3.3. Niet bestreden is dat voor de betrokken woningen geen hogere waarden zijn vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege de spoorweg dan de voorkeurswaarde van 55 dB. Ter zitting is gesteld dat de effecten van de samenloop met het spoortraject zijn onderzocht, maar dat dit niet duidelijk blijkt uit het rapport "Regionale infrastructuur Zuidplaspolder. Akoestisch onderzoek" van DHV van maart 2009. De Afdeling heeft het college daarom in de gelegenheid gesteld nader te motiveren hoe de in de bijlage bij het besluit vermelde waarde voor de gecumuleerde geluidbelasting tot stand is gekomen. In de memo van DHV van 20 mei 2011 zijn deze waarden naar bron gescheiden. Naar aanleiding van deze memo voeren [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aan dat de bijdrage van de A20 aan de cumulatie van het geluid hierbij niet is betrokken. [appellant sub 2] voert aan dat de woning aan de [locatie 1] niet is beoordeeld.
2.3.4. De Afdeling overweegt dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] in beroep hebben aangevoerd dat in het bestreden besluit de gecumuleerde geluidbelasting vanwege de Rijksweg A20 is berekend, maar dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de geluidbelasting vanwege het spoortraject 600. Uit de memo van DHV van 20 mei 2011 blijkt dat bij de woning aan de [locatie 1] de geluidbelasting vanwege het spoortraject 61,5 dB bedraagt vóór toepassing van de correctiefactor voor de hinderbeleving van spoorverkeer en na toepassing van deze factor 57 dB en dat de gecumuleerde geluidbelasting 60 dB bedraagt. Uit deze memo blijkt dat bij de woning aan de [locatie 2] de voorkeurswaarde van 55 dB voor het spoor niet wordt overschreden, zodat deze geluidbelasting niet hoeft te worden betrokken bij de cumulatie. Deze beroepsgrond faalt.
2.4. De beroepen zijn ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2011
433.