ECLI:NL:RVS:2011:BR2267

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101817/2/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke geschil over geluidswerende voorzieningen

In deze zaak heeft de minister van Infrastructuur en Milieu op 19 oktober 2009 geweigerd om geluidswerende voorzieningen aan te brengen aan de achterzijde van de woonkamer en het grote keukenraam van de woning van de wederpartij. De wederpartij heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam, die op 30 december 2010 het beroep gegrond verklaarde en de minister opdroeg een nieuw besluit te nemen. De minister heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij verzocht heeft om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 7 juli 2011 behandeld, waarbij zowel de minister als de wederpartij aanwezig waren. De voorzitter heeft geoordeeld dat de minister in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de bestreden uitspraak van de rechtbank, wat betreft de verplichting om een nieuw besluit te nemen. Dit besluit is genomen om de minister de ruimte te geven om zijn hoger beroep af te wachten zonder dat hij direct aan de uitspraak van de rechtbank hoeft te voldoen. De beslissing is op 14 juli 2011 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201101817/2/H2.
Datum uitspraak: 14 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de minister van Infrastructuur en Milieu,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 december 2010 in zaak nr. 09/5447 in het geding tussen:
[wederpartij] wonend te [woonplaats],
en
de minister.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 oktober 2009 heeft de minister - voor zover hier van belang - geweigerd om de door [wederpartij] gevraagde geluidswerende voorzieningen aan het raam aan de achterzijde van de woonkamer (aangeduid als kozijn 3) en het grote keukenraam (aangeduid als kozijn 4) aan te brengen.
Bij uitspraak van 30 december 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 oktober 2009 vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 februari 2011, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 7 maart 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 mei 2011, heeft de minister de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 juli 2011, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. R.A. de Weerd, advocaat te Alkmaar, en ir. A.J. ter Velde, werkzaam bij Arcadis Nederland B.V. en [wederpartij], in persoon, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De minister heeft de voorzitter verzocht te bepalen dat hij in afwachting van de uitspraak op zijn hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de bestreden uitspraak van de rechtbank. Ter zitting heeft [wederpartij] desgevraagd aangegeven dat hij in dit verzoek berust. De voorzitter ziet daarom aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak, voor zover daarin is bepaald dat hij een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak van de rechtbank is overwogen, voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2011
362-680.