ECLI:NL:RVS:2011:BR2263

Raad van State

Datum uitspraak
20 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011092/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsplan Schiphol-West en omgeving

In deze zaak gaat het om een beroep tegen het wijzigingsplan "Schiphol-West en omgeving 2e wijziging", vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer op 7 september 2010. Appellant, wonend in de nabijheid van de geplande vliegtuigspottersplek, stelt dat het wijzigingsplan zijn woongenot aantast door geluidsoverlast en verlies van privacy door het verkeer dat langs zijn woning rijdt. Hij betwist de zorgvuldigheid van het onderzoek naar de verkeersintensiteit en stelt dat de IJweg niet als rustige weg kan worden aangemerkt.

Het college van burgemeester en wethouders verdedigt zich door te stellen dat het woongenot van appellant niet onevenredig wordt aangetast en dat het onderzoek naar de verkeersintensiteit zorgvuldig is uitgevoerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 28 juni 2011 behandeld. Tijdens de zitting waren zowel appellant als het college vertegenwoordigd door hun advocaten.

De Afdeling overweegt dat het wijzigingsplan een planologisch kader biedt voor de vliegtuigspottersplek en dat de afstand van de woning van appellant tot de spottersplek ongeveer 300 meter bedraagt. Het college heeft onderzoek laten verrichten naar de verkeersintensiteit, waaruit blijkt dat de IJweg maximaal 30 procent van de toegestane belasting wordt gebruikt. De Afdeling concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen stellen dat de IJweg een rustige weg is en dat de geluidsoverlast en inkijk in de woning van appellant niet onevenredig zijn.

De Afdeling verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat het college het wijzigingsplan niet in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft vastgesteld. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is openbaar uitgesproken op 20 juli 2011.

Uitspraak

201011092/1/R1.
Datum uitspraak: 20 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te [woonplaats], gemeente Haarlemmermeer,
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 september 2010, nummer 2010.0039257, heeft het college het wijzigingsplan "Schiphol-West en omgeving 2e wijziging" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen per faxbericht op 18 november 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2011, waar [appellanten], bijgestaan door mr. S. Essakkili, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. K. Vreeker, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het wijzigingsplan voorziet in het planologische kader voor de vliegtuigspottersplek aan de [locatie] te [plaats].
2.2. [appellant] betoogt dat het wijzigingsplan zal leiden tot een aantasting van zijn woongenot in de vorm van geluidsoverlast en vermindering van privacy als gevolg van het verkeer dat langs zijn woning van en naar de spottersplek rijdt. [appellant] betwist dat het onderzoek naar de verkeersintensiteit zorgvuldig is uitgevoerd en dat de IJweg als een rustige weg kan worden aangemerkt.
2.3. Het college stelt zich op het standpunt dat het woongenot van [appellant] niet onevenredig wordt aangetast. Volgens het college is het onderzoek naar de verkeersintensiteit zorgvuldig uitgevoerd en kan de IJweg als een rustige weg worden aangemerkt.
2.4. Aan de gronden in het wijzigingsplan is de bestemming "Verblijfsdoeleinden (Vb)" toegekend.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de planregels van het wijzigingsplan, zijn de gronden op de verbeelding aangewezen voor "Verblijfsdoeleinden (Vb)" bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor verblijf, voor langzaamverkeerverbindingen alsmede ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden.
De woning van [appellant] aan de IJweg bevindt zich op een afstand van ongeveer 300 m van de spottersplek. Het verkeer van en naar de spottersplek rijdt langs zijn woning.
2.5. In opdracht van het college heeft Telwerk B.V. in de periode van maandag 8 maart 2010 tot en met zondag 28 maart 2010 onderzoek verricht naar de verkeersintensiteiten op de IJweg in de richting van de Vijfhuizerweg naar de spottersplek en in de richting van de spottersplek naar de Vijfhuizerweg. De vervoersbewegingen werden volgens het onderzoek het gehele etmaal geteld. Op maandag 8 maart werden de telling echter onderbroken van middernacht tot en met 10 uur 's ochtends. Op zondag 21 maart werd volgens het onderzoek het hoogste aantal vervoersbewegingen gemeten: 1807.
Voor zover [appellant] betoogt dat in het onderzoek ten onrechte gegevens van maandag 8 maart ontbreken, overweegt de Afdeling dat het hoogste aantal vervoersbewegingen in de weekenden in het algemeen werd gemeten en in het bijzonder op zondag 21 maart, toen de tellingen niet werden onderbroken. Voorts heeft [appellant] geen argumenten aangedragen waarom de in het onderzoek betrokken dagen niet representatief zijn. Verder overweegt de Afdeling dat, anders dan [appellant] betoogt, in het onderzoek de verkeersintensiteit in beide richtingen van de IJweg is onderzocht, zodat in het onderzoek rekening is gehouden met de omstandigheid dat de IJweg een doodlopende weg is en dat de motorvoertuigen die de spottersplek bezoeken derhalve tweemaal de woning van [appellant] passeren.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat aan het onderzoek zodanige gebreken kleven of dat het zodanige leemten in kennis bevat dat het college dit onderzoek niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het besluit.
2.6. Volgens het wegcategoriseringsplan van 2004 hanteert het college het uitgangspunt dat een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom, zoals de IJweg, tot maximaal 6000 motorvoertuigen per etmaal belast mag worden. Nu de IJweg ten hoogste tot ongeveer 30 procent van de maximale belasting gebruikt wordt, gelet op het hoogste aantal gemeten vervoersbewegingen van 1807, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de IJweg een rustige weg is. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het aantal vervoersbewegingen niet zodanig zal zijn dat [appellant] onevenredige geluidsoverlast zal ondervinden.
Gelet op de omstandigheid dat de afstand van de woning van [appellant] tot de IJweg ongeveer 20 m is acht de Afdeling voorts niet aannemelijk dat het verkeer een zodanig grote inkijk in de woning van [appellant] heeft dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de privacy van [appellant] niet onevenredig wordt aangetast.
Gelet op het voorgaande heeft het college in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het belang van het reguleren van spottersactiviteiten dan aan het belang van [appellant] op ongestoord woongenot.
Ook kan het betoog van [appellant] dat het college ten onrechte in zijn besluitvorming heeft betrokken dat er geen klachten van andere bewoners niet slagen, aangezien het college, gelet op de voorgaande overwegingen, de besluitvorming heeft gebaseerd op het onderzoek en de belangen van [appellant] bij de besluitvorming heeft betrokken.
2.7. Over het betoog van [appellant] dat hem is toegezegd dat spotters van de IJweg zouden worden geweerd, overweegt de Afdeling dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat door of namens het college verwachtingen zijn gewekt dat spotters van de IJweg geweerd zouden worden. Het college heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
2.8. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Hagen w.g. Huszar
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2011
533-703.