201102331/2/R4.
Datum uitspraak: 11 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Red de Polder, gevestigd te Boskoop en de stichting Stichting Groene Hart, gevestigd te Woerden (hierna: de stichtingen),
verzoekers,
de raad van de gemeente Boskoop,
verweerder.
Bij besluit van 9 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Rondweg Boskoop, traject Parallelle Wijkdijk" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer de stichtingen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juni 2011, hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 6 juli 2011, waar zijn verschenen de stichtingen, vertegenwoordigd door E. Sprenger, R. Koele en F. van Dijk, bijgestaan door mr. A. Jonkhoff, advocaat te Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door drs. S. Hartog-Dahmeijer, mr. J. van Nuland en F. Streefland, allen werkzaam bij de gemeente.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nadere stukken in het geding gebracht.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De raad heeft betoogd dat Stichting Red de Polder vanwege het ontbreken van feitelijke werkzaamheden anders dan gericht op het voeren van juridische procedures, niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende bij het bestreden besluit.
De voorzitter gaat thans voorbij aan de vraag of het beroep tegen het vaststellingsbesluit voor zover dit namens Stichting Red de Polder is ingediend ontvankelijk is, nu zij met Stichting Groene Hart gelijkluidende beroepsgronden heeft ingediend en er geen twijfel bestaat over de ontvankelijkheid van het beroep van laatstgenoemde stichting.
2.3. Het plan voorziet in een deel van het tracé van de oostelijke rondweg welke weg in de toekomst zal dienen als ontsluiting van Greenport Boskoop. Het betreft module 3, deel I waarvan het traject parallel loopt aan de bestaande Wijkdijk. De stichtingen betwisten het nut en de noodzaak van de aanleg van dit deel van het tracé en voeren hiertoe aan dat het geen zelfstandige functie heeft en alleen in samenhang met deel II en III van module 3 en met module 4 een reële functie kan vervullen, terwijl niet verzekerd is dat die schakels van de weg zullen kunnen worden aangelegd.
2.3.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat onderhavig deel van het tracé, dat aansluit op module 1, ten minste één kwekerij ontsluit. Gelet hierop volgt de voorzitter de stichtingen niet in hun betoog dat dat deel van het tracé geen zelfstandige functie heeft. Verder heeft de raad ter zitting toegelicht dat module 1 en 2 gedeeltelijk reeds zijn gerealiseerd, dat voor module 3, deel II een procedure tot herziening van het bestemmingsplan loopt en voor module 3 deel III en module 4 binnenkort een bestemmingsplanprocedure wordt opgestart. Het tracé van de oostelijke rondweg loopt gedeeltelijk over het grondgebied van de gemeente Reeuwijk-Bodegraven en de gemeente Boskoop heeft met die gemeente een vaststellingsovereenkomst gesloten met betrekking tot de aanleg van de rondweg. Verder vinden thans onderhandelingen in het kader van grondverwerving plaats ten behoeve van de uitvoering van de resterende modules.
Gelet op het vorenstaande is de voorzitter voorshands van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de overige delen van het tracé van de oostelijke rondweg zullen kunnen worden gerealiseerd zodat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het nut en de noodzaak ontbreekt voor het thans aan de orde zijnde deel van het tracé.
2.4. Verzoekers betogen verder dat de voorgestane compensatie van 4 ha onvoldoende is om het verlies aan geschikt broedbiotoop van weidevogels als gevolg van de aanleg van de oostelijke rondweg te compenseren. Bovendien is onvoldoende verzekerd dat wordt gecompenseerd, nu daaromtrent nog geen overeenkomsten zijn gesloten. Dit is volgens hen in strijd met het provinciale compensatiebeleid. Zij bestrijden het standpunt van de raad dat compensatie nog niet nodig is nu als gevolg van het voorliggende plan geen nadelige effecten voor de flora en fauna optreden. Hiertoe voeren zij aan dat het effect van wegverlichting dient te worden gecompenseerd en dat de conclusie dat het ruimtebeslag van het tracégedeelte niet behoeft te worden gecompenseerd is gebaseerd op verouderde gegevens.
2.4.1. In het provinciale compensatiebeleid is neergelegd dat tegelijk met het besluit over een voorgenomen activiteit die schade veroorzaakt een besluit dient te worden genomen over compensatie en de financiering daarvan. De raad heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat de Wijkdijk een doodlopende weg is waar een beperkt aantal verkeersbewegingen plaatsvindt. Door de aanleg van de gehele rondweg zal het aantal verkeersbewegingen toenemen en is compensatie nodig op grond van het provinciale compensatiebeleid. Het plan voorziet slechts in de aanleg van een parallelweg langs de bestaande Wijkdijk en de uitvoering van dit plan heeft (nog) niet tot gevolg dat er een relevante verandering optreedt wat de huidige doodlopende weg en de verkeersarme situatie betreft. Daarom doen nadelige effecten voor de flora en fauna als gevolg van dit plan zich nog niet voor en is compensatie nog niet nodig. De raad verwijst in dit verband naar de brief van Watersnip Advies van 21 februari 2011 met die strekking. De compensatie zal gerealiseerd worden op het moment dat onderhavig deel van de rondweg in een volgende fase wordt ontsloten en meer concreet betekent dit ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan module 3, deel III, dat momenteel in voorbereiding is.
2.4.2. In het rapport "Berekening natuurcompensatieopgave oostelijke rondweg Boskoop" van 28 oktober 2009, opgesteld door Bureau Waardenburg bv, staat dat compensatie vanwege het ruimtebeslag van de rondweg niet nodig is omdat bij tellingen in 1996 geen territoria van weidevogels zijn aangetroffen in de directe nabijheid van de rondweg. Hoewel aan de stichtingen kan worden toegegeven dat deze tellingen niet van recente datum zijn, ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet van de juistheid van het rapport op dit punt heeft kunnen uitgaan, nu de stichtingen geen stukken hebben overgelegd die tot een andere conclusie zouden moeten leiden. Voor het overige hebben de stichtingen de berekening van de compensatieopgave door Waardenburg niet gemotiveerd bestreden, zodat de voorzitter geen aanleiding ziet voor het oordeel dat onvoldoende zal worden gecompenseerd. Verder heeft de raad ter zitting toegelicht dat het tracégedeelte niet zal worden voorzien van wegverlichting. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter in het aangevoerde voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met het provinciale compensatiebeleid.
2.5. De stichtingen vrezen voorts dat de gunstige staat van instandhouding van de populatie smienten in het nabijgelegen gebied Broekvelden-Vettenbroek, dat is aangewezen als speciale beschermingszone (hierna: sbz) in de zin van artikel 4, eerste en tweede lid, van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (hierna: de Vogelrichtlijn), wordt aangetast door de rondweg.
2.5.1. De sbz ligt op ongeveer 4 km van het plangebied. In het aanwijzingsbesluit staat dat de landelijke staat van instandhouding van de smient gunstig is en dat de instandhoudingsdoelstelling van het gebied is gericht op behoud van kwaliteit en omvang van het leefgebied.
In het rapport "Beoordeling beschermde soorten inpassingsgebied rondweg Boskoop/Reeuwijk-dorp" (hierna: het rapport) van 28 februari 2006, opgesteld door Bureau Waardenburg bv, staat dat de kwalificerende soort smient een duidelijke relatie onderhoudt met het plangebied. Smienten pleisteren overdag in de open graspolders tussen Boskoop en Reeuwijk, rusten overdag langs watergangen in de polders en foerageren 's nachts op de aangrenzende graslanden. De ontsluitingsweg zal een verstorend effect hebben op de foeragerende/rustende smienten. Het effect wordt geschat op minder dan 0,1% van de in de sbz aanwezige smienten. Dit effect is ver verwijderd van een significant effect dat 5% afname als grens heeft, aldus het rapport.
2.5.2. In hetgeen de stichtingen hebben aangevoerd ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet op dit rapport heeft mogen baseren. Nu uit het rapport volgt dat de rondweg niet zal leiden tot een significante verstoring van de populatie smienten in de sbz Broekvelden-Vettenbroek, is niet aannemelijk gemaakt dat voor een aantasting van de landelijke gunstige staat van instandhouding van de smient moet worden gevreesd.
2.6. De stichtingen doen ten slotte een beroep op de algemene zorgplicht neergelegd in artikel 3, eerste lid, van de Vogelrichtlijn waaraan ook buiten speciale beschermingszones dient te worden voldaan, inhoudende dat de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om een voldoende gevarieerdheid van leefgebieden en een voldoende omvang ervan te beschermen, in stand te houden of te herstellen.
Daargelaten het antwoord op de vraag of aan dat artikel directe werking toekomt en hierop een beroep kan worden gedaan, ziet de voorzitter gelet op hetgeen onder 2.4.2. is overwogen voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het plan zich niet verdraagt met die zorgplicht.
2.7. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter in het door de stichtingen aangevoerde geen aanleiding voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Er bestaat dan ook geen aanleiding in afwachting van de behandeling van de bodemzaak een ordemaatregel te treffen. Het verzoek van de stichtingen komt niet voor inwilliging in aanmerking.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2011