ECLI:NL:RVS:2011:BR1476

Raad van State

Datum uitspraak
7 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201104625/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied te Lemele

Op 27 januari 2011 heeft de raad van de gemeente Ommen het bestemmingsplan "Bp Partiële herziening Buitengebied (Paardenhouderij, Hellendoornseweg, Lemele)" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers, allen wonend in Lemele, op 20 april 2011 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 24 juni 2011 ter zitting behandeld, waarbij partijen niet aanwezig waren. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekers A en B wonen op respectievelijk 260 en 175 meter van het plangebied, maar hebben geen zicht op het plangebied. De voorzitter twijfelt of zij als belanghebbenden kunnen worden beschouwd, maar wijst het verzoek niet af omdat andere verzoekers in de directe nabijheid wonen en mogelijk ruimtelijke gevolgen ondervinden van het plan. De raad heeft op 16 juni 2011 een verklaring van de initiatiefnemers overgelegd waarin staat dat zij geen omgevingsvergunning zullen aanvragen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan. De voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is op 7 juli 2011 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201104625/2/R1.
Datum uitspraak: 7 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Lemele, gemeente Ommen,
en
de raad van de gemeente Ommen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Bp Partiële herziening Buitengebied (Paardenhouderij, Hellendoornseweg, Lemele)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2011, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 juni 2011. Partijen zijn niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek is onder meer door [verzoeker A] ingesteld. [verzoeker A] woont op ongeveer 260 meter van de grens van het plangebied, en op ongeveer 350 meter van de grens van het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Paardenhouderij". Verder woont [verzoeker] op een afstand van ongeveer 175 meter van het plangebied en ongeveer 230 meter van het plandeel met de bestemming "Agrarisch - Paardenhouderij". Vanuit de woningen van deze verzoekers is geen zicht op het plangebied. De voorzitter betwijfelt daarom of [verzoeker] en [verzoeker A] als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kunnen worden beschouwd en of hun beroep ontvankelijk zal zijn in de bodemprocedure. De voorzitter ziet evenwel geen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening om die reden af te wijzen, nu de overige verzoekers in de directe nabijheid van het plangebied wonen en het aannemelijk is dat zij ruimtelijke gevolgen zullen ondervinden van het plan. Het is daarom niet uitgesloten dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het beroep, voorzover ingesteld door deze omwonenden, ontvankelijk is.
2.3. Bij nader stuk van 16 juni 2011 heeft de raad een verklaring, gedateerd 15 juni 2011, van de initiatiefnemers en exploitanten van de nieuw te realiseren paardenhouderij, [exploitanten], overgelegd. In deze verklaring is vermeld dat zij niet voornemens zijn om een omgevingsvergunning aan te vragen ten einde de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te realiseren of andere werkzaamheden te verrichten ter realisering van de bestemmingen, tot de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het beroep. Verder heeft de raad in het nadere stuk van 16 juni 2011 aangegeven dat nog geen omgevingsvergunningen zijn aangevraagd. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat een spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt. Het verzoek daartoe dient dan ook te worden afgewezen. De voorzitter gaat er daarbij van uit dat indien hangende de bodemprocedure desondanks een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen wordt ingediend, de raad [verzoeker] en anderen hiervan op de hoogte zal stellen, zodat zij dan in de gelegenheid zullen zijn zo nodig een nieuw verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Helvoort
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2011
361.