ECLI:NL:RVS:2011:BR1450

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011605/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor wijziging bedrijfsruimte paardenfokkerij in Laag-Soeren

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Rheden op 15 januari 2008 een bouwvergunning geweigerd voor het veranderen van een bedrijfsruimte (paardenfokkerij) op het perceel Harderwijkerweg nabij Den Texweg te Laag-Soeren. Het besluit werd genomen na een bezwaarprocedure, waarbij het college op 24 juni 2009 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde, maar het oorspronkelijke besluit in stand liet. De rechtbank Arnhem heeft op 22 oktober 2010 het beroep van de appellant gegrond verklaard en het besluit van 24 juni 2009 vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 2 december 2010 is ingediend.

De Raad van State heeft de zaak op 15 juni 2011 behandeld. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat, betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de werkzaamheden niet als gedeeltelijke vernieuwing of verandering konden worden beschouwd. De Raad overwoog dat de bestaande dakbedekking hergebruikt zou worden en dat de omvang van het bouwwerk zou verkleinen, zonder dat de aard van het bouwwerk zou veranderen. De Raad concludeerde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de bouwvergunning op basis van artikel 44 van de Woningwet moest worden geweigerd.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit op bezwaar van 24 juni 2009 gegrond. Het college werd veroordeeld in de proceskosten van de appellant en moest het griffierecht vergoeden. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 13 juli 2011.

Uitspraak

201011605/1/H1.
Datum uitspraak: 13 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Laag-Soeren, gemeente Rheden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 22 oktober 2010 in zaak nr. 09/3208 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rheden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 januari 2008 heeft het college geweigerd aan [appellant] bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van een bedrijfsruimte (paardenfokkerij) op het perceel Harderwijkerweg, nabij Den Texweg te Laag-Soeren (hierna: het perceel).
Bij besluit van 24 juni 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard en het besluit van 15 januari 2008, onder aanvulling van de motivering, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 22 oktober 2010, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 juni 2009 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 30 december 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2011, waar [appellant], bijgestaan door R.J.H. Minkhorst, advocaat te Nijmegen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Steenhuis, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 33, tweede lid, aanhef en onder a, van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1995", voor zover hier van belang, mag een bouwwerk dat op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het plan bestond of nadien legaal is of kan worden gebouwd en dat afwijkt van het plan, mits de bestaande afwijkingen naar hun aard niet zullen worden vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de in de bouwaanvraag aangeduide werkzaamheden terecht niet heeft beschouwd als gedeeltelijke vernieuwing of verandering als bedoeld in artikel 33, tweede lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften. Hij voert hiertoe aan dat de rechtbank heeft miskend dat de bestaande dakbedekking wordt hergebruikt en dat het bouwwerk slechts in omvang wordt verkleind, maar naar de aard niet verandert.
2.2.1. De op het perceel aanwezige schuur valt onder het overgangsrecht als bedoeld in de aanhef van artikel 33, tweede lid, van de planvoorschriften.
2.2.2. Uit de zojuist genoemde bepaling vloeit voort dat gedeeltelijke vernieuwingen en veranderingen zijn toegestaan wanneer de bestaande afwijkingen naar hun aard niet worden vergroot. Het bouwplan bestaat uit het vervangen van de gordingen in de kap van de schuur en het verwijderen van de rechter aanbouw van het bouwwerk, waarbij in de nieuw te maken gevel een dubbele deur en een raam worden geplaatst. Op de bij de aanvraag om bouwvergunning ingediende tekeningen is aangegeven dat de bestaande dakbedekking hergebruikt zal worden en dat de materialen van het verwijderde gedeelte van de schuur zullen worden hergebruikt in de nieuwe gevel. Het gebruik van het bouwwerk wijzigt niet.
Hieruit kan niet anders worden opgemaakt dan dat van een vergroting van de afwijkingen als bovenbedoeld geen sprake is. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geconcludeerd dat de aangevraagde bouwvergunning wegens strijd met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet moet worden geweigerd. De vraag of het bouwplan meebrengt dat dan de gevel moet worden verzwaard en dat een andere fundering moet worden aangelegd, is hierbij niet van belang.
Het betoog slaagt.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep tegen het besluit op bezwaar van 24 juni 2009 gegrond verklaren en dat besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 22 oktober 2010 in zaak nr. 09/3208.
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rheden van 24 juni 2009, kenmerk 20070603-BOB;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rheden tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 915,11 (zegge: negenhonderdvijftien euro en elf cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rheden aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 224,00 (zegge: tweehonderdvierentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011
414.