201011383/1/H3.
Datum uitspraak: 13 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2010 in zaak nr. 09/5912 in het geding tussen:
[vergunninghouder], wonend te Amsterdam
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum.
Bij besluit van 23 januari 2009 heeft het dagelijks bestuur aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor het samenvoegen van de woonruimten op de tweede en derde verdieping van het pand [locatie] te Amsterdam.
Bij besluit van 12 november 2009 heeft het dagelijks bestuur de door [appellant] en het Wijksteunpunt Wonen daartegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard, het besluit van 23 januari 2009 herroepen en de vergunning alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 15 oktober 2010, verzonden op 18 oktober 2010, heeft de rechtbank het door [vergunninghouder] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 november 2009 vernietigd en zelfvoorziend de bezwaren van [appellant] en het Wijksteunpunt Wonen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 23 december 2010.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 mei 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. C.E. Vonhoff, en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum, vertegenwoordigd door mr. R.M.P. Clarijs en mr. T. Ruhnke, beiden werkzaam bij de gemeente Amsterdam, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. S.L. Schram, advocaat te Amsterdam, als belanghebbende gehoord.
2.1. [vergunninghouder] betoogt dat [appellant] als huurder van de derde verdieping van het pand [locatie] te Amsterdam geen belanghebbende is bij het besluit van 23 januari 2009.
2.1.1. Gelet op hetgeen de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 juli 2009 in zaak nr.
200809460/1) is voor de beoordeling of [appellant] als huurder en bewoner van de woonruimte op de derde verdieping van het pand belanghebbende is bij het besluit van 23 januari 2009 bepalend, in hoeverre de samenvoegingvergunning van invloed is op zijn woonsituatie en voor hem ruimtelijke gevolgen heeft. De aan [vergunninghouder] verleende vergunning heeft geen betekenis voor het huurrecht van [appellant] en de plaatsing van een extra toegangsdeur in het gezamenlijke trappenhuis op de tweede verdieping brengt geen wijziging in diens woonsituatie als bewoner van de woonruimte op de derde verdieping. Ook zijn aan de verlening van de vergunning geen voorwaarden verbonden, die van invloed zijn op de bescherming die [appellant] als huurder geniet en op diens feitelijke woonsituatie. [appellant] wordt door het verlenen van deze vergunning dan ook niet rechtstreeks in zijn belang geraakt. Gelet hierop kan hij niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden aangemerkt, zodat het dagelijks bestuur het door hem daartegen gemaakte bezwaar ten onrechte ontvankelijk heeft geacht.
De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank daarbij het bezwaar van [appellant] ongegrond heeft verklaard en de aangevallen uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 12 november 2009. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 23 januari 2009 niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.3. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 oktober 2010 in zaak nr. 09/5912, voor zover de rechtbank daarbij het bezwaar van [appellanten] ongegrond heeft verklaard en de aangevallen uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit op bezwaar van 12 november 2009;
III. verklaart het door van [appellanten] tegen het besluit van 23 januari 2009 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. gelast dat het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 374,00 (zegge: driehonderdvierenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Van Hardeveld
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011