ECLI:NL:RVS:2011:BR1420

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011579/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering zorgtoeslag door de Belastingdienst na onterecht uitbetaalde voorschotten

In deze zaak gaat het om de terugvordering van zorgtoeslag door de Belastingdienst. De appellant, wonend te 's-Hertogenbosch, had in 2007 zorgtoeslag ontvangen, maar de Belastingdienst stelde deze vast op € 90 en vorderde € 1.133,00 aan uitbetaalde voorschotten terug. De appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Belastingdienst verklaarde dit ongegrond. De rechtbank 's-Hertogenbosch bevestigde deze beslissing in een uitspraak van 20 oktober 2010. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State oordeelde dat de Belastingdienst in overeenstemming met de wet handelde door de zorgtoeslag te continueren op basis van een eerdere aanvraag van de appellant. De appellant betoogde dat hij nooit een aanvraag had ingediend voor de zorgtoeslag in 2007 en dat hij had geprobeerd de toeslag stop te zetten. De rechtbank had echter terecht overwogen dat de Belastingdienst de zorgtoeslag mocht blijven uitbetalen, omdat de aanvraag voor 2006 ook gold voor de daaropvolgende jaren. De Raad van State bevestigde dat de appellant geen gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan de uitbetaling van de voorschotten, aangezien deze konden worden herzien en verrekend met de tegemoetkoming.

De Raad van State concludeerde dat de Belastingdienst terecht het bedrag van € 1.133,00 terugvorderde van de appellant. De appellant kan wel een betalingsregeling aanvragen indien hij door de terugvordering in financiële problemen komt. Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201011579/1/H2.
Datum uitspraak: 13 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te 's-Hertogenbosch,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 oktober 2010 in zaak nr. 09/2879 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2008 heeft de Belastingdienst de zorgtoeslag van [appellant] over 2007 vastgesteld op een bedrag van € 90 en een bedrag van € 1.133,00 aan uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.
Bij besluit van 28 juli 2009 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 oktober 2010, verzonden op 21 oktober 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2010, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Bij brieven van 3 maart 2011 en 26 mei 2011 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 15, vierde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) wordt een aanvraag geacht mede te zijn gedaan voor op het berekeningsjaar volgende berekeningsjaren.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge het vijfde lid kan een herziening van het voorschot leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Ingevolge artikel 24, tweede lid, worden voorschotten, indien deze zijn verleend, verrekend met de tegemoetkoming.
Ingevolge het derde lid kan de in het tweede lid bedoelde verrekening leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Ingevolge artikel 26 is de belanghebbende, indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst niet in redelijkheid de reeds uitbetaalde voorschotten heeft kunnen terugvorderen. Hij voert aan dat de Belastingdienst zorgtoeslag aan hem heeft toegekend en uitbetaald zonder dat hij een aanvraag daartoe heeft ingediend, en dat de Belastingdienst dat vervolgens is blijven doen, terwijl hij begin 2007 heeft geprobeerd de toeslag stop te zetten. Bovendien heeft de Belastingdienst het burgerservicenummer van zijn partner aan een andere achternaam gekoppeld. Volgens [appellant] zijn deze door de Belastingdienst gemaakte fouten niet aan hem toe te rekenen, waardoor het niet redelijk is hem te laten opdraaien voor het ten onrechte uitbetaalde bedrag aan voorschotten zorgtoeslag.
2.2.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de Belastingdienst de zorgtoeslag in 2007 mocht continueren, aangezien de aanvraag zorgtoeslag die [appellant] voor 2006 heeft ingediend, ingevolge artikel 15, vierde lid, van de Awir ook geldt als aanvraag voor de daarop volgende jaren. Weliswaar kan aan [appellant] worden toegegeven dat de Belastingdienst niet adequaat op zijn wijzigingsverzoek heeft gereageerd, hetgeen de Belastingdienst ook heeft erkend, en dat deze dienst slordigheidsfouten heeft gemaakt door het burgerservicenummer van zijn partner te koppelen aan een andere naam, maar dat leidt er nog niet toe dat hij er op kon en mocht vertrouwen dat de Belastingdienst de voorschotten niet zou terugvorderen, zoals de rechtbank eveneens terecht heeft overwogen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 14 juli 2010 in zaak nr.
200909913/1/H2) vloeit uit het bepaalde in artikel 16, eerste lid, gelezen in samenhang met het vierde en vijfde lid, van de Awir voort dat aan de verlening van, voor zover van belang, een voorschot zorgtoeslag geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat. Het voorschot wordt immers slechts verleend tot het vermoedelijke bedrag van de tegemoetkoming en die verlening kan worden herzien. De voorschotten worden ook verrekend met de tegemoetkoming hetgeen eveneens kan leiden tot een terugvordering. In artikel 26 van de Awir is voorts dwingendrechtelijk bepaald dat indien een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming, zoals hier aan de orde, leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel is verschuldigd. Nu in de Awir geen bepaling is opgenomen op grond waarvan de Belastingdienst van terugvordering kan afzien, is de rechtbank terecht en op goede gronden tot de slotsom gekomen dat de Belastingdienst terecht heeft bepaald dat [appellant] het bedrag van € 1.133,00 moet terugbetalen. [appellant] kan de Belastingdienst wel verzoeken om een betalingsregeling, indien hij door de terugvordering in financiële problemen raakt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011
18-705.