ECLI:NL:RVS:2011:BR1419

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011797/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en rechtmatigheid van besluit tot inbeslagname van elektrische installaties

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 22 november 2010 zijn beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ferwerderadiel, dat op 3 februari 2009 besloot om zes elektrische installaties bij wijze van bestuursdwang in beslag te nemen. De appellant, wonend in Hallum, had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State behandelt in deze uitspraak de rechtmatigheid van het besluit tot bestuursdwang. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, gezien de overtreding van artikel 7.3.2 van de Bouwverordening gemeente Ferwerderadiel. De appellant betoogde dat er geen acuut brandgevaar was, maar de Raad van State oordeelt dat het college op basis van het advies van de brandpreventiemedewerker gerechtvaardigd handhavend heeft opgetreden. De rechtbank heeft bovendien terecht geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college zouden verplichten om van handhaving af te zien.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 13 juli 2011.

Uitspraak

201011797/1/H1.
Datum uitspraak: 13 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hallum, gemeente Ferwerderadiel,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 22 november 2010 in zaak nr. 09/1338 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Ferwerderadiel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2009 heeft het college zijn beslissing van 3 februari 2009 om een zestal elektrische installaties bij wijze van bestuursdwang dadelijk mee te voeren en op te slaan, op schrift gesteld.
Bij besluit van 27 mei 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 december 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 24 december 2010, 13 januari 2011, 17 januari 2011 en 31 januari 2011.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door G. van der Meer, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.J.P. Kouwenhoven en L.P. Woudstra, beiden werkzaam bij de gemeente Ferwerderadiel, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is slechts de rechtmatigheid van het besluit tot de toepassing van de bestuursdwang. Niet aan de orde is de wijze van tenuitvoerlegging van de bestuursdwang dan wel de verhouding tussen [appellant] en de woningstichting Noordwest Friesland. Hetgeen daarover door [appellant] is aangevoerd, behoeft geen bespreking.
2.2. Ingevolge artikel 5:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht(hierna: Awb), zoals dat luidde ten tijde van belang, wordt een beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking.
Ingevolge het zesde lid, zoals dat luidde ten tijde van belang, zorgt het bestuursorgaan, indien de situatie dermate spoedeisend is dat het de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen, alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking.
Ingevolge artikel 7.3.2, aanhef en onder c, van de Bouwverordening gemeente Ferwerderadiel, voor zover thans van belang, is het verboden in, op, of aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken, waardoor instortings-, omval- of ander gevaar wordt veroorzaakt.
2.3. Het college heeft zes elektrische installaties die zijn aangetroffen in de woning op het perceel [locatie] te Hallum dadelijk inbeslaggenomen wegens overtreding van artikel 7.3.2., aanhef en onder c, van de Bouwverordening en wegens het bestaan van acuut brandgevaar.
2.4. [appellant] heeft bij brief van 13 mei 2011 medegedeeld dat hij het betoog dat geen geluidmeting heeft plaatsgevonden niet langer handhaaft. De daarop betrekking hebbende beroepsgrond behoeft derhalve geen bespreking.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat geen sprake is van acuut brandgevaar. Daartoe voert hij aan dat het college sinds de civiele procedure over de beëindiging van het huurcontract in 2005, op de hoogte was van de betrokken installaties en daartegen niet handhavend heeft opgetreden. Indien wel sprake was geweest van acuut brandgevaar, was het college reeds eerder handhavend opgetreden. Voorts voert hij aan dat het college niet mocht afgaan op het advies van de brandpreventiemedewerker, nu deze ondeugdelijk onderzoek heeft verricht. Bovendien zijn er redenen om te twijfelen aan de deskundigheid van de brandpreventiemedewerker, nu deze door de gemeente wordt betaald.
2.5.1. Dat het college op de hoogte was van de aanwezigheid van de installaties, wat daar verder ook van zij, kan niet leiden tot het oordeel dat het toepassen van spoedeisend bestuursdwang niet gerechtvaardigd was. Het college heeft de bestuursdwang na het constateren van het acuut brandgevaar op 3 februari 2009 toegepast. Er is geen grond voor het oordeel dat toen geen acuut gevaar bestond. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college daarbij mocht afgaan op het advies van de brandpreventiemedewerker J.K. Toxopeus, werkzaam bij de brandweer Fryslan. Derhalve mocht het college dadelijk na het constateren bestuursdwang toepassen.
Het betoog faalt.
2.6. [appellant] betoogt tevergeefs dat de uitoefening van de bestuursdwang een schending is van artikel 14 Grondwet, reeds omdat bij de toepassing van bestuursdwang geen sprake is van onteigening.
2.7. Nu in strijd met artikel 7.3.2, aanhef en onder c, van de Bouwverordening gemeente Ferwerderadiel is gehandeld, was het college bevoegd terzake handhavend op te treden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.8. Hetgeen door [appellant] is aangevoerd, vormt geen aanleiding voor het oordeel dat van een hiervoor genoemde omstandigheid sprake is. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in rechtsoverweging 2.7.
2.9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011
17-712.