201009802/1/H1.
Datum uitspraak: 13 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Schijndel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 31 augustus 2010 in zaak nr. 09/2363 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Schijndel
Bij besluit van 31 juli 2008 heeft het college geweigerd aan [wederpartij] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor een woning op het perceel [locatie] te Schijndel (hierna: het perceel).
Bij besluit van 11 juni 2009 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 augustus 2010, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 11 juni 2009 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2010, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2011, waar het college, vertegenwoordigd door R.G. Verpoort, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door J.W.A.N. Aalders, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Centrum Parochie Boschweg". Om het bouwplan niettemin mogelijk te maken is een vrijstelling, als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) vereist.
2.2. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college [wederpartij] in de gelegenheid had moeten stellen de aanvraag om bouwvergunning aan te vullen met een goede ruimtelijke onderbouwing, nu deze slechts vereist is bij het verlenen van een vrijstelling. Het bouwplan stemt niet overeen met de door de raad van de gemeente Schijndel vastgestelde stedenbouwkundige uitgangspunten voor het project "Stamhuis", waar het bouwplan onderdeel van is, zodat geen sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing, aldus het college.
2.3.1. De door het college bij besluit van 17 juli 2007 aan Built to Build verleende vrijstelling ziet, gelezen de opsomming daarin van de bouwadressen waarop de vrijstelling betrekking heeft, niet op het perceel. Bij besluit van de raad van 7 december 2004, heeft de raad ingestemd met het plan van Built to Build en zijn bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 19 en 19a, van de WRO, gedelegeerd aan het college. Uit de bij dit besluit gevoegde en gewaarmerkte tekening blijkt dat ook dit besluit niet ziet op het perceel. Voor het perceel is geen planologisch beleid vastgesteld. Dat het perceel wordt genoemd in de ruimtelijke onderbouwing van 15 augustus 2006 voor het project "Stamhuis", doet daar niet aan af, nu het perceel geen onderdeel uitmaakt van dit project. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het college niet op voorhand onverkort heeft kunnen vasthouden aan de stedenbouwkundige uitgangspunten van de ruimtelijke onderbouwing die ten grondslag ligt aan het vrijstellingsbesluit van 17 juli 2007.
2.4. Het college betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het in redelijkheid de gevraagde vrijstelling heeft kunnen weigeren, nu het bouwplan afbreuk doet aan de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
2.4.1. In de ruimtelijke onderbouwing van 15 augustus 2006 voor het project "Stamhuis" is met betrekking tot de particuliere kavels in het projectgebied aangegeven dat in het noordoosten van het gebied de ruimte wordt geboden voor particulieren om een woning te bouwen. Hierbij wordt een grote vrijheid nagestreefd waarbij elke woning een geheel eigen identiteit krijgt. Wel wordt ook bij deze woningen een riante voortuin aangelegd waardoor het groene beeld van de straat niet aangetast wordt. Op de op pagina 5 in de ruimtelijke onderbouwing weergegeven afbeelding is aangegeven hoe de twaalf woningen in het noordwesten van het gebied ten opzichte van de nieuwe ontsluitingsweg gesitueerd dienen te worden en welk type woningen hier gerealiseerd wordt. Voorts is daar vermeld dat de door particulieren te realiseren woningen dienen te voldoen aan, voor zover hier van belang, de eis dat de afstand van de voorgevel tot het hart van de (nieuwe) weg minimaal 12 m bedraagt.
Het bouwplan komt niet overeen met de afbeelding in de ruimtelijke onderbouwing van het project "Stamhuis". De woning voldoet echter aan de daarin vermelde eisen voor door particulieren te realiseren woningen en ook overigens aan hetgeen daarin is vermeld. Anders dan het college stelt, is in de ruimtelijke onderbouwing van het project "Stamhuis" geen aanknopingspunt te vinden voor het standpunt, dat de gewenste situering van de woning op 12 m uit de as van de weg een zware verspringing van het straatbeeld tot gevolg heeft, noch dat deze situering tot gevolg heeft dat geen aaneengesloten en logisch straatbeeld ontstaat. Volgens het advies van de vaste commissie van advies voor rechtsbescherming van burgers van 16 februari 2009 hebben de bij het project van Built to Build betrokken stedenbouwkundigen aangegeven dat het naar voren brengen van de woning geen probleem is, mits de woning op gelijke hoogte komt met een van de andere rijen woningen.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college het besluit van 11 juni 2009 onzorgvuldig heeft voorbereid en gebrekkig heeft gemotiveerd.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Voor een vergoeding van de kosten voor het opstellen van het rapport van 11 november 2010 tot een bedrag van € 552,00, zoals verzocht in het hogerberoepschrift, bestaat geen aanleiding, nu die kosten niet verder zijn gespecificeerd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Schijndel tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van het college van burgemeester en wethouders van Schijndel griffierecht ten bedrage van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011