ECLI:NL:RVS:2011:BR1391

Raad van State

Datum uitspraak
13 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101614/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hoog Buurloseweg naast 54 en de gevolgen voor omwonenden

Op 13 juli 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Hoog Buurloseweg naast 54" dat op 16 december 2010 door de raad van de gemeente Apeldoorn was vastgesteld. Drie appellanten, wonend in Ugchelen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij zich niet konden verenigen met de bestemming "Wonen" en de bijbehorende bouwmogelijkheden op het perceel. De appellanten voerden aan dat de bestemming het karakter van het gebied aantast, hun uitzicht belemmert en dat het plan kan leiden tot een waardedaling van hun woningen. Daarnaast vreesden zij voor een afname van de verkeersveiligheid en precedentwerking voor verdere bebouwing.

De raad van de gemeente Apeldoorn verdedigde het bestemmingsplan door te stellen dat de bouwmogelijkheden aansluiten bij eerdere plannen en dat solitaire bebouwing op deze locatie ruimtelijk acceptabel is. De Afdeling heeft de zaak op 7 juni 2011 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten en de raad vertegenwoordigd waren. De Afdeling overwoog dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend en dat de raad op basis van gewijzigde planologische inzichten andere bestemmingen kan vaststellen.

De Afdeling concludeerde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening. De bezwaren van de appellanten werden ongegrond verklaard, omdat de bouw van een woning op de betreffende locatie niet tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht zou leiden en de belangen van de omwonenden niet zwaarder wogen dan de belangen van de ontwikkeling van het gebied. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201101614/1/R2.
Datum uitspraak: 13 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
2. [appellant sub 2], wonend te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
3. [appellant sub 3], wonend te Ugchelen, gemeente Apeldoorn,
en
de raad van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoog Buurloseweg naast 54" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2011, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 februari 2011, en [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2011, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2011, waar [appellant sub 3], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door A. Francken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een vrijstaande woning op de hoek Hoog Buurloseweg naast 54.
2.2. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] kunnen zich niet verenigen met de in het plan opgenomen bestemming "Wonen" en de daarbij behorende bouwmogelijkheid op het perceel Hoog Buurloseweg naast 54. In het verleden zijn verzoeken om ter plaatse te mogen bouwen steeds afgewezen. Nu weegt het belang van de eigenaar van het perceel ten onrechte zwaarder dan dat van omwonenden, aldus [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3]. Zij voeren hiertoe aan dat de bestemming het karakter van het gebied aantast en dat het vrije uitzicht zal verdwijnen. In dit verband vreest [appellant sub 1] dat het plan een waardedaling van zijn woning met zich zal brengen. [appellant sub 2] is voorts van oordeel dat de verkeersveiligheid zal afnemen. Tot slot zal het plan volgens [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] precedentwerking hebben.
2.3. De raad is van oordeel dat de in het plan opgenomen bouwmogelijkheid aansluit bij eerdere bouwmogelijkheden. Solitaire bebouwing als invulling van de gaten in het bouwlint aan de Hoog Buurloseweg acht de raad ruimtelijk acceptabel en van zwaarwegender belang dan het in stand laten van de open ruimte op deze hoek.
2.4. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en planregels voor gronden vaststellen. Ter zitting is onweersproken gesteld dat het openhouden van het onderhavige perceel in verband met het zicht op de enk geen beleid is van de raad, maar dat solitaire bebouwing als invulling van de 'gaten' ter versterking van de lintgedachte door de raad juist ruimtelijk acceptabel wordt geacht. Gelet op de ligging van het perceel bestaat geen grond de stelling van de raad dat met de planherziening het bebouwingslint aan de Hoog Buurloseweg wordt afgerond onjuist te achten. Anders dan [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] stellen bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het gebied in ernstige mate wordt verdicht, nu het plan, afgezet tegen de kavelgrootte, een bescheiden vrijstaande woning mogelijk maakt die in maatvoering is afgestemd op de reeds aanwezige lintbebouwing. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het overgrote deel van het perceel is bestemd als erf en tuin en de voorgevelrooilijn iets naar achteren is gelegd vanwege de ligging in de bocht van de weg. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat door de positionering van het bouwvlak en de daarbij behorende bebouwingsregels het plan in harmonie is met de omgeving en bestaat tevens geen grond aan te nemen dat de verkeersveiligheid zal afnemen.
Hoewel het plan een verandering van het bestaande uitzicht van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] meebrengt, is niet aannemelijk dat de bouw van een woning op deze plek tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht leidt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de te bouwen woning wat betreft ligging en maatvoering aansluit bij de al bestaande woningen in het lint en dat de woningen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] op een respectievelijke afstand van ongeveer 30, 45 en 60 meter van het bouwvlak zijn gesitueerd. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woning van [appellant sub 1] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
Ter zitting is voorts door de raad naar voren gebracht dat, aangezien ter plaatse geen sprake is van lintbebouwing, door hem niet is ingestemd met verdere bebouwing van open plekken aan de Kleine Veldekster, waardoor op dit moment geen grond bestaat voor de vrees voor verdere bebouwing hiervan.
Gelet op het voorgaande bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad bij de afweging van belangen niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die zijn gediend bij het versterken van het lint en de stedenbouwkundige structuur daarvan dan de belangen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] bij het behoud van de huidige situatie.
2.5. In hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld- Mak, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Langeveld- Mak
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2011
317-706.