ECLI:NL:RVS:2011:BR0814

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201106895/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Westerdel

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 6 juli 2011 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoeker, wonend te Zuid-Scharwoude, had bezwaar gemaakt tegen de ontheffing die het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland had verleend op grond van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) ten behoeve van het bestemmingsplan "Westerdel". De ontheffing was verleend op 17 maart 2011 en het verzoek om een voorlopige voorziening werd op 17 juni 2011 ingediend bij de rechtbank Haarlem, die het verzoek doorstuurde naar de Raad van State op 23 juni 2011.

De voorzitter overwoog dat de beslissing tot verlening van de ontheffing voorafgaat aan de vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan kunnen geconcentreerd rechtsmiddelen worden aangewend, waarbij de bezwaren tegen de ontheffing volledig aan de orde kunnen worden gesteld. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien de bezwaren in de procedure tegen het bestemmingsplan aan de orde kunnen komen.

Het verzoek werd afgewezen, maar het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland werd wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, die op € 437,00 werden vastgesteld, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 152,00. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.

Uitspraak

201106895/1/R1.
Datum uitspraak: 6 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Zuid-Scharwoude, gemeente Langedijk,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 17 maart 2011 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland aan het college van burgemeester en wethouders van Langedijk ontheffing verleend op grond van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (hierna: PRVS) ten behoeve van het bestemmingsplan "Westerdel".
[verzoeker] heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de rechtbank Haarlem ingekomen op 17 juni 2011, heeft [verzoeker] verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft het verzoek op 23 juni 2011 doorgezonden aan de Raad van State.
2. Overwegingen
2.1. De voorzitter doet uitspraak zonder zitting.
2.2. [verzoeker] verzoekt de ontheffing van de PRVS ten behoeve van het bestemmingsplan "Westerdel" te schorsen. Hij stelt dat de raad van de gemeente Langedijk binnenkort gaat beslissen over de vaststelling van het bestemmingsplan "Westerdel". Met de schorsing van de ontheffing beoogt hij de vaststelling van het bestemmingsplan, voordat de ontheffing onherroepelijk is, te voorkomen.
2.3. Het college van gedeputeerde staten heeft op grond van artikel 13, tweede lid en artikel 14, tweede lid, van de PRVS ontheffing verleend van het verbod dat een bestemmingsplan niet in nieuwe woningbouw en nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking in het landelijk gebied voorziet. De ontheffing is aangevraagd en verleend ten behoeve van het nog vast te stellen bestemmingsplan "Westerdel".
2.4. De voorzitter overweegt dat de beslissing tot verlening van de ontheffing in dit geval voorafgaat aan en uitsluitend strekt ten behoeve van het besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, waarvoor de ontheffing nodig is, kunnen geconcentreerd rechtsmiddelen worden aangewend. In het kader van die procedure kunnen de bezwaren tegen de verleende ontheffing ten volle aan de orde worden gesteld en zal kunnen worden beoordeeld of het college van gedeputeerde staten in redelijkheid de ontheffing heeft kunnen verlenen en of de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan gebruik heeft mogen maken van de verleende ontheffing. Daartoe zal het college van gedeputeerde staten in die procedure worden betrokken.
2.5. Onder deze omstandigheden bestaat er geen aanleiding ten aanzien van de verleende ontheffing als zodanig een voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt om die reden afgewezen.
2.7. Nu in het bestreden besluit ten onrechte is vermeld dat daartegen bezwaar kan worden gemaakt, dient het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Verbeek
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011
388.