ECLI:NL:RVS:2011:BR0565

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909107/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging aanwijzingsbesluit luchthaventerrein Teuge en de ontvankelijkheid van beroep door omwonenden

Op 6 juli 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van het aanwijzingsbesluit voor het luchthaventerrein Teuge. De minister van Verkeer en Waterstaat had op 10 december 2007 het W-besluit genomen, waarbij het luchthaventerrein werd gewijzigd. Dit besluit werd door de vereniging Platform Vlieghinder Teuge en twee appellanten, [appellant A] en [appellant B], aangevochten. De appellanten stelden dat zij als belanghebbenden moesten worden aangemerkt en dat het besluit onterecht was genomen zonder voldoende inspraak van de omwonenden.

De Raad van State oordeelde dat de vereniging Platform Vlieghinder Teuge niet ontvankelijk was, omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het W-besluit en pas na afloop van de bezwaartermijn was opgericht. Ook [appellant B] werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat zijn belang niet rechtstreeks bij het besluit was betrokken. De Afdeling overwoog dat de afstand van de woning van [appellant B] tot het luchthaventerrein te groot was om als belanghebbende te worden aangemerkt.

Met betrekking tot [appellant A] werd het beroep ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu in redelijkheid had kunnen besluiten dat het W-besluit geen onaanvaardbare gevolgen had voor het woon- en leefklimaat van de omwonenden. De Afdeling concludeerde dat de staatssecretaris de belangen van de omwonenden voldoende had afgewogen tegen de economische voordelen van de wijziging van het luchthaventerrein. De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheidseisen in bestuursrechtelijke procedures en de rol van de staatssecretaris bij het afwegen van belangen.

Uitspraak

200909107/1/R1.
Datum uitspraak: 6 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Platform Vlieghinder Teuge, gevestigd in de gemeente Voorst, [appellant A], wonende te Terwolde, gemeente Voorst, en [appellant B], wonende te Twello, gemeente Voorst,
appellanten,
en
de minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, thans de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2007, kenmerk VenW/DGTL-2007/12077, (hierna: het W-besluit) heeft de minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister), met toepassing van artikel 27 van de Luchtvaartwet (hierna: Lvw) het aanwijzingsbesluit luchthaventerrein Teuge gewijzigd.
Bij besluit van 8 oktober 2009, kenmerk CEND/HDJZ-2009/1065, heeft de minister het door [appellant B] en [appellant A] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben de Vereniging, [appellant A] en [appellant B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 november 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 24 december 2009.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2011, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door [voorzitter], bijgestaan door [appellant B], [appellant A], vertegenwoordigd door [appellant B], en [appellant B], in persoon, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. G.R. van Bruggen en P. Turfboer, beiden werkzaam bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu, door drs. ing. R. Lensink, werkzaam bij bureau Waardenburg, en door A.B. Dolderman, werkzaam bij het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In de overwegingen wordt onder de staatssecretaris tevens verstaan diens rechtsvoorganger.
Overgangsrecht
2.2. Op 24 december 2008 is artikel III, onder C van de Wet van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (hierna: RBML) in werking getreden. Ingevolge dit artikel vervallen de artikelen 18 tot en met 37 en 38 tot en met 56 van de Lvw.
Ingevolge artikel XVIa, eerste lid, van de RBML, voor zover hier van belang, blijft het bepaalde bij of krachtens de artikelen 18 tot en met 27 van de Lvw, zoals die luiden op de dag voor inwerkingtreding van artikel III, onder C, van de RBML, van toepassing op verzoeken om wijziging van een aanwijzing van een burgerluchtvaartterrein op grond van artikel 27 van de Lvw.
Ingevolge artikel XVII, eerste lid, van de RBML, voor zover hier van belang, blijft artikel 30 van de Lvw van toepassing op een nog niet onherroepelijk geworden wijziging van een aanwijzing van een burgerluchtvaartterrein op grond van artikel 27, eerste lid, van de Lvw.
Ontvankelijkheid
2.3. Het beroep voor zover ingesteld door de Vereniging steunt niet op een door haar gemaakt bezwaar tegen het W-besluit.
Uit artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vloeit voort dat een belanghebbende slechts beroep kan instellen tegen een besluit waartegen hij bezwaar heeft gemaakt, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten geen bezwaar te hebben gemaakt.
Deze omstandigheid doet zich niet voor. De bezwaartermijn van het W-besluit is op 31 januari 2008 afgelopen. De Vereniging is in februari 2009 en derhalve eerst na afloop van de bezwaartermijn opgericht. De Afdeling overweegt dat, indien belanghebbendheid eerst na afloop van de bezwaartermijn ontstaat, het niet indienen van bezwaar niettemin aan ontvankelijkheid van het beroep in de weg staat. Het betoog dat de Vereniging ten tijde van de bekendmaking van het W-besluit de hoedanigheid van informele vereniging bezat en derhalve reeds een rechtspersoon was, kan hier niet aan af doen. Immers, daargelaten of de Vereniging gedurende de bezwaartermijn een informele vereniging was, de Vereniging heeft ook in die hoedanigheid geen bezwaar tegen het W-besluit gemaakt.
Het beroep, voor zover ingesteld door de Vereniging, is niet-ontvankelijk.
2.4. Met betrekking tot het beroep voor zover ingesteld door [appellant B], overweegt de Afdeling dat [appellant B] aan de oostzijde van het dorp Twello woont, op ongeveer 4 km van luchtvaartterrein Teuge en op ongeveer 2 km van de grens van de 47 Bkl geluidszone van het luchtvaartterrein.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De woning van [appellant B] ligt op dusdanig grote afstand van het luchtvaartterrein en van de 47 Bkl geluidszone dat het belang van [appellant B] bij het besluit van 8 oktober 2009 niet rechtstreeks is betrokken. De conclusie is dat [appellant B] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat zij daartegen ingevolge artikel 6:13 van de Awb geen beroep kan instellen.
Het beroep, voor zover ingesteld door [appellant B], is niet-ontvankelijk.
Het W-besluit en de beslissing op bezwaar
2.5. Bij het W-besluit is het besluit van de staatssecretaris van 10 maart 2000 (Stcr. 2000, 198), laatstelijk gewijzigd bij besluit van 22 augustus 2003 (Stcr. 2003, 171), waarin het luchtvaartterrein Teuge is aangewezen (hierna: het A-besluit), gewijzigd in die zin dat het aantal vliegbewegingen met straalvliegtuigen van 100 naar 500 bewegingen per jaar wordt verhoogd en het aantal vliegbewegingen met helikopters van 1.500 naar 1.365 bewegingen per jaar wordt verlaagd. Bij besluit van 8 oktober 2009 heeft de staatssecretaris het W-besluit gehandhaafd.
Procedurele aspecten
2.6. Volgens [appellant A] had het W-besluit ook in de huis-aan-huisbladen moeten worden gepubliceerd. Hij betoogt dat de Staatscourant door de gemiddelde burger niet wordt gelezen en dat de Stentor als abonnementskrant niet door alle omwonenden van vliegveld Teuge wordt gelezen, zodat niet alle omwonenden van het W-besluit op de hoogte waren.
2.6.1. De beroepsgrond betreft de mededeling van het W-besluit en kan om die reden de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit.
2.7. Volgens [appellant A] zijn de inwoners van de gemeente Voorst in hun belangen geschaad, doordat de betrokken wethouder van de gemeente Voorst niet aanwezig is geweest bij de vergadering van de Commissie Milieuhygiëne Luchtvaartterrein Teuge (hierna: de artikel 28-commissie) waarin de aanvraag van de exploitant van het luchtvaartterrein om wijziging van de aanwijzing is besproken. Voorts betoogt hij dat het advies van de artikel 28-commissie onzorgvuldig tot stand is gekomen, doordat de economische onderbouwing die aan de artikel 28-commissie is verstrekt in een later stadium is aangepast. Ter zitting heeft [appellant A] toegelicht dat de artikel 28-commissie, onder meer doordat wethouders hier zitting in hebben, naar haar aard de economische gevolgen van een besluit in haar afwegingen betrekt.
2.7.1. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat tijdens de vergadering van de artikel 28-commissie aan het vereiste quorum is voldaan, zodat de artikel 28-commissie bevoegd heeft geadviseerd. De staatssecretaris bestrijdt dat de economische onderbouwing aan de artikel 28-commissie is overgelegd. Dat de economische onderbouwing na de advisering is aangepast kan volgens de staatssecretaris ook niet aan de zorgvuldigheid van het advies afdoen, omdat bij de adviseringsbevoegdheid van de commissie het werkgelegenheidsaspect geen rol speelt.
2.7.2. Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Lvw kan de staatssecretaris ten behoeve van overleg en voorlichting omtrent de milieuhygiëne rond het luchtvaartterrein een commissie instellen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel, voor zover van belang, kan de staatssecretaris de commissie in de gelegenheid stellen advies uit te brengen over alle maatregelen en voorschriften met gevolg voor de geluidsbelasting rond het luchtvaartterrein alsmede over de handhaving van deze maatregelen en voorschriften.
Bij besluit van 9 februari 1998 heeft de staatssecretaris de artikel 28-commissie bij het luchtvaartterrein Teuge ingesteld.
2.7.3. Artikel 28 van de Lvw, noch enig ander wettelijk voorschrift, schrijft voor dat een wethouder van de gemeente waarin het luchtvaartterrein ligt bij de vergadering van de artikel 28-commissie aanwezig is. Voorts overweegt de Afdeling dat, gelet op de taak van de artikel 28-commissie om over maatregelen en voorschriften met gevolg voor de geluidsbelasting te adviseren, voor de artikel 28-commissie de economische onderbouwing van de aanvraag niet noodzakelijk geacht moet worden voor de uitvoering van haar taak. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris het advies van de artikel 28-commissie niet bij zijn besluitvorming heeft mogen betrekken.
Het betoog van [appellant A] faalt.
Economische effecten
2.8. [appellant A] betoogt dat de second opinion onderzoeken van Syconomy ongeloofwaardig zijn en onzorgvuldig tot stand zijn gekomen, zodat de staatssecretaris deze niet in zijn belangenafweging heeft mogen betrekken. Hij voert in dat verband aan dat deze onderzoeken onzorgvuldig zijn wat betreft de groei van de zakelijke markt, de berekening van de reistijdwinst, de gederfde inkomsten uit benzineverkoop en landingsgelden en de grondexploitatie. Voorts meent hij dat Syconomy niet als onafhankelijk is aan te merken.
2.8.1. Volgens de staatssecretaris zijn de positieve economische effecten van het besluit voldoende aangetoond door middel van de economische onderbouwingen en de second opinion onderzoeken.
2.8.2. De exploitant van het luchtvaartterrein heeft aan zijn aanvraag om wijziging van de aanwijzing mede ten grondslag gelegd het rapport "Aanpassing aanwijzing luchtvaartterrein Teuge economische onderbouwing versie 2" van 21 juli 2008 (hierna: de eerste economische onderbouwing). Voorts is op verzoek van de staatssecretaris een beoordeling van de eerste economische onderbouwing opgesteld, welke is neergelegd in het rapport "Toets economische onderbouwing aanwijzing luchtvaartterrein Teuge" van 19 september 2008 door Syconomy (hierna: het eerste rapport van Syconomy). In dit rapport is geconcludeerd dat de eerste economische onderbouwing van de realistische veronderstelling uitgaat dat de marktvraag naar straalvliegtuigen zal doorgroeien, in verband met een verschuiving van propellervliegtuigen naar straalvliegtuigen. Ook is daarin geconcludeerd dat in de eerste economische onderbouwing niet of onvoldoende ingegaan wordt op een aantal onderwerpen, waaronder derving van inkomsten uit landingsgelden en benzineverkoop. Voorts concludeert Syconomy dat niet plausibel is dat bij uitblijven van de wijziging 400 arbeidsplaatsen niet zullen worden gerealiseerd.
Vervolgens heeft de exploitant van het luchtvaartterrein de eerste economische onderbouwing aangepast, hetgeen is neergelegd in het rapport "Aanpassing aanwijzing luchtvaartterrein Teuge economische onderbouwing" van 17 december 2008 (hierna: de tweede economische onderbouwing). Voorts is op verzoek van de staatssecretaris een beoordeling van de tweede economische onderbouwing opgesteld, welke is neergelegd in het rapport "Toets economische onderbouwing aanwijzing luchtvaartterrein Teuge" van 17 december 2008 door Syconomy (hierna: het tweede rapport van Syconomy). In het tweede rapport van Syconomy staat dat in de tweede economische onderbouwing is ingegaan op de onderwerpen waarop in de eerste economische onderbouwing niet of onvoldoende is ingegaan. Voorts is in het tweede rapport van Syconomy geconcludeerd dat inderdaad ongeveer 20 arbeidsplaatsen als direct gevolg van de wijziging van de aanwijzing zullen worden gecreëerd en dat ongeveer 10 arbeidsplaatsen als indirect gevolg zullen worden gecreëerd.
2.8.3. De invloed van de zakelijke markt op de economische effecten, de reistijdwinst, de gederfde inkomsten uit benzineverkopen en landingsgelden en de grondexploitatie zijn alle in het tweede rapport van Syconomy bezien. In dit rapport van Syconomy staat dat het W-besluit positieve economische gevolgen heeft. Dat de positieve economische gevolgen van het W-besluit in de tweede economische onderbouwing zijn afgezwakt, maakt dit niet anders. [appellant A] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze aspecten onvoldoende zijn onderzocht, dan wel dat de rapporten dusdanige gebreken vertonen dat de staatssecretaris deze niet bij zijn besluitvorming heeft mogen betrekken. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat [appellant A] geen rapport van een andere deskundige heeft overgelegd. Voorts maakt het enkele feit dat het werkgelegenheidsaspect in het tweede rapport van Syconomy is onderbouwd met berekeningen en dat dit rapport binnen een dag is geschreven, niet dat daarom aan de onafhankelijkheid van de opstellers van het rapport getwijfeld moet worden.
Het betoog van [appellant A] faalt.
Geluidhinder
2.9. [appellant A] vreest een toename van het aantal personen voor wie het luchtvaartterrein geluidhinder oplevert. Hij betoogt dat het standpunt van de staatssecretaris dat het aantal gehinderden gelijk blijft niet juist kan zijn, omdat de aan- en uitvliegroutes niet bekend zijn. Voorts meent hij dat de staatssecretaris de economische belangen ten onrechte laat prevaleren boven de belangen van omwonenden van het luchtvaartterrein.
2.9.1. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de aan- en uitvliegroutes bekend zijn, omdat reeds volgens de methode "straight in, straight out" wordt gevlogen en dit niet verandert. Volgens de staatssecretaris is er derhalve geen sprake van een toename van het aantal gehinderden, omdat de aanvraag die aan het W-besluit ten grondslag ligt ook volgens de methode "straight in, straight out" is beoordeeld. Voorts stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat de overlast voor omwonenden niet dusdanig zal zijn dat hierdoor het woon- en leefklimaat op onaanvaardbare wijze zal worden aangetast.
2.9.2. Ingevolge artikel 25, eerste lid, onder a, van de Lvw, voor zover van belang, worden bij algemene maatregel van bestuur voor bij die maatregel aan te wijzen luchtvaartterreinen de volgende uniforme grenswaarden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidsbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen:
a) één voor luchtvaartuigen met een toegelaten totaalmassa van ten minste 6000 kg dan wel minder dan 6000 kg maar meer dan 390 kg, voor zover dit hefschroefvliegtuigen betreft dan wel deze luchtvaartuigen gebruik maken van dezelfde aan- en uitvliegroutes als de luchtvaartuigen van ten minste 6000 kg, dan wel de vliegpatronen van deze luchtvaartuigen overeenkomen met die van luchtvaartuigen van ten minste 6000 kg en:
b ) één voor luchtvaartuigen minder dan 6000 kg, maar meer dan 390 kg, voor zover niet begrepen onder a.
Ingevolge artikel 25a, voor zover van belang, wordt voor iedere grenswaarde die krachtens artikel 25, eerste lid, ten aanzien van een luchtvaartterrein wordt vastgesteld, bij de aanwijzing van dat luchtvaartterrein een geluidszone rond dat terrein vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen de grenswaarde niet mag overschrijden.
Ingevolge artikel 25, tweede lid, voor zover hier van belang, blijft de vaststelling van de grenswaarde bedoeld in het eerste lid, onder a, van dit artikel, achterwege indien de daarbij behorende zone bedoeld in artikel 25a geheel ligt binnen de grenzen van het luchtvaartterrein en voor dat luchtvaartterrein een zone behorende bij de grenswaarde bedoeld in het eerste lid, onder b, van dit artikel wordt vastgesteld.
Ingevolge artikel 4, onder b, gelezen in samenhang met artikel 3, tweede lid, van het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart (hierna: BGKL), is voor het luchtvaartterrein Teuge de grenswaarde voor de maximaal toelaatbare geluidsbelasting, bedoeld in artikel 25, eerste lid, aanhef en onder b, van de Lvw, met ingang van 1 januari 2000: 47 bkl.
Ingevolge het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart (hierna: BGGL) wordt de geluidsbelasting in de geluidszone bedoeld in artikel 25a van de Lvw voor de grenswaarde bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder a, van de Lvw weergegeven in Kosteneenheden (hierna: Ke). De kleinste grenswaarde van een geluidszone in de zin van het BGGL is 35 Ke.
2.9.3. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het A-besluit is de 47 Bkl geluidszone de zone die is aangegeven op de kaart in bijlage D, behorende bij dat besluit.
2.9.4. In het rapport "Onderzoek naar de mogelijke uitbreiding straalverkeer op Luchthaven Teuge" van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium van oktober 2005 (hierna: het geluidsonderzoek) staat dat de geluidscontour van 35 Ke ingevolge het W-besluit binnen de grenzen van het luchtvaartterrein ligt. Gelet op artikel 25, tweede lid, van de Lvw kan de vaststelling van een grenswaarde ingevolge het BGGL achterwege blijven en wordt het luchtvaartterrein gezoneerd door middel van de 47 Bkl geluidszone. De ligging van de 47 Bkl geluidszone wordt mede bepaald aan de hand van de aan- en uitvliegroutes van het luchtvaartterrein, hetgeen is weergegeven op de kaart in bijlage C bij het A-besluit. Het W-besluit voorziet in een wijziging van het aantal vliegbewegingen van luchtvaartuigen in de zin van artikel 25, eerste lid, onder a van de Lvw. Het W-besluit heeft derhalve geen gevolgen voor de ligging van de 47 Bkl geluidszone. Gelet hierop heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aantal gehinderden als gevolg van het W-besluit gelijk blijft. [appellant A] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de staatssecretaris niet van het geluidsonderzoek heeft mogen uitgaan.
Gelet op het voorgaande en op de omstandigheid dat ingevolge het W-besluit gemiddeld tien vliegbewegingen per week worden toegestaan heeft de staatssecretaris zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het W-besluit wat betreft geluidhinder geen onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat zal hebben.
Het betoog van [appellant A] faalt.
Luchtkwaliteit
2.10. [appellant A] vreest dat als gevolg van de door de staatssecretaris gehanteerde maatstaven bij opvolgende aanvragen die elk betrekking hebben op een kleine toename van het aantal vliegbewegingen van straalvliegtuigen bij elke aanvraag steeds geconcludeerd kan worden dat een kleine toename van de vliegbewegingen op zichzelf geen negatieve effecten heeft op de luchtkwaliteit, terwijl het vliegverkeer en de uitstoot in hun totaliteit steeds meer toenemen. Voorts betoogt hij dat de staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door de stoffen SO2 en vluchtige organische stoffen (hierna: VOS) niet in zijn besluit te noemen. Volgens [appellant A] weegt de toename van de CO2-uitstoot niet op tegen het geringe positieve economische effect.
2.10.1. Artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) biedt het kader voor de beoordeling van de gevolgen voor de luchtkwaliteit voor de uitoefening of de toepassing van de in het tweede lid van dit artikel opgesomde bevoegdheden en wettelijke voorschriften. In het tweede lid van artikel 5.16 van de Wm zijn geen bevoegdheden en wettelijke voorschriften opgenomen die thans aan de orde zijn, namelijk de vaststelling van een wijziging van de aanwijzing van een luchtvaartterrein als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Lvw. Derhalve is artikel 5.16, eerste lid, van de Wm in dit geval niet van toepassing en kan het betoog van [appellant A] omtrent de luchtkwaliteit reeds daarom niet slagen.
Natuur
2.11. [appellant A] vreest aantasting van de Natura 2000-gebieden "Uiterwaarden IJssel" en "Veluwe" en de ten oosten van het luchtvaartterrein gelegen Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS). Hij voert daartoe aan dat in deze gebieden verstorende effecten zullen optreden doordat straalvliegtuigen tijdens de landing lager dan 2.000 ft over deze gebieden zullen vliegen.
2.11.1. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat bureau Waardenburg met behulp van een door de Afdeling reeds geaccepteerde methodiek het rapport van 1 augustus 2008 heeft opgesteld, waaruit volgt dat als gevolg van het W-besluit de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden "Uiterwaarden IJssel" en "Veluwe" niet in het geding komen en hierop geen significant effect zal zijn. Voorts kan het W-besluit volgens de staatssecretaris vanwege de feitelijk marginale veranderingen geen meetbare effecten hebben op het voorkomen van beschermde soorten op grond van de Flora- en faunawet of op het functioneren van de EHS.
2.11.2. Blijkens het besluit van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 24 maart 2000 is het gebied Veluwe op grond van artikel 4, eerste en tweede lid, van de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103) aangewezen als speciale beschermingszone. Bij beschikking van de Europese Commissie 2004/813/EG van 7 december 2004 is het gebied Veluwe geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder n en onder 1 en onder 3, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw), betreft het gebied Veluwe een Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied Veluwe ligt op een afstand van ongeveer 6 km van het luchtvaartterrein.
Blijkens het besluit van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 24 maart 2000 is het gebied IJssel op grond van artikel 4, eerste en tweede lid, van de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L 103) aangewezen als speciale beschermingszone. Bij beschikking van de Europese Commissie 2008/23/EG van 12 november 2007 is het gebied Uiterwaarden IJssel geplaatst op de bijgewerkte lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder n en onder 1 en onder 3, van de Nbw, betreft het gebied Uiterwaarden IJssel een Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel ligt op een afstand van ongeveer 5,5 km van het luchtvaartterrein.
2.11.3. De Afdeling stelt voorop dat het W-besluit niet is aan te merken als een plan in de zin van artikel 19j van de Nbw 1998, zodat de daarin gestelde eisen niet van toepassing zijn op de vaststelling van het W-besluit. De vragen of voor de uitvoering van het W-besluit een vergunning krachtens artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 nodig is, en zo ja, of deze kan worden verleend, komen in beginsel slechts aan de orde in een procedure omtrent die vergunning. Dat doet er niet aan af dat de staatssecretaris het W-besluit niet had mogen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Nbw 1998 aan de uitvoerbaarheid van het W-besluit in de weg staat.
2.11.4. In het rapport van bureau Waardenburg van 1 augustus 2008 staat dat vliegtuigen boven 3.000 ft geen verstorende effecten hebben op dieren. Vliegverkeer heeft in het geheel geen verstorende effecten op vegetatie. In de toelichting op het W-besluit staat dat in het algemeen in de literatuur omtrent de effecten van vliegverkeer op flora en fauna is geconcludeerd dat vliegverkeer binnen een afstand van 2.000 m en binnen een hoogte van 3.000 ft verstorende effecten kan hebben op dieren. Bij vliegverkeer op een hoogte tussen 1.000 ft en 2.000 ft gaat het dan om een matige verstoring en tussen 2.000 ft en 3.000 ft om lichte verstoring. Voorts staat in het rapport van bureau Waardenburg van 1 augustus 2008 dat de betrokken lichte straalvliegtuigen bij de start na 3.470 m een hoogte hebben van 2.000 ft en na 4.238 m een hoogte van 3.000 ft, zodat bij de start deze straalvliegtuigen bij het bereiken van de Natura 2000-gebieden Veluwe en Uiterwaarden IJssel ver boven 3.000 ft vliegen. Voorts staat in dit rapport dat bij landingen op 11 km voor de landingsbaan vanaf 2.000 ft onder een vaste hoek wordt gevlogen en dat landen gepaard gaat met een gering motorvermogen waardoor verstorende effecten kleiner zijn dan bij opstijgen. Ter zitting is namens de staatssecretaris toegelicht dat een enkele verstoring op zich geen significante effecten heeft. Voorts is toegelicht dat hiervan pas sprake is indien dieren meerdere malen verstoord worden, waarbij als grenswaarde gehanteerd kan worden dat het 10 à 20 keer per dag overvliegen door een straalvliegtuig een daaraan toe te schrijven effect op dieren heeft. De Afdeling overweegt dat, nu het W-besluit mogelijk maakt dat gemiddeld vijf keer per week een straalvliegtuig bij de landing lager dan 3.000 ft over een van de Natura 2000-gebieden vliegt, de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het W-besluit geen significante gevolgen voor de nabijgelegen Natura 2000-gebieden Uiterwaarden IJssel en Veluwe zal hebben, zodat de Nbw niet aan de uitvoerbaarheid van het W-besluit in de weg staat.
De Afdeling stelt voorts vast dat het luchtvaartterrein niet in de EHS ligt. Nu ingevolge de Nota Ruimte geen externe werking van de EHS uitgaat, treft het betoog van [appellant A] dat de EHS wordt aangetast geen doel.
Het betoog van [appellant A] faalt.
Waardedaling woningen
2.12. [appellant A] betoogt dat de staatssecretaris te weinig aandacht heeft besteed aan de gevolgen van het W-besluit voor de waarde van de woningen onder of nabij aan- en uitvliegroutes.
2.12.1. Wat de eventuele nadelige invloed van het W-besluit op de waarde van woningen onder of nabij aan- en uitvliegroutes betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de staatssecretaris bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met het W-besluit in zoverre aan de orde zijn.
Het betoog van [appellant A] faalt.
Conclusie
2.13. In hetgeen [appellant A] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris niet in redelijkheid het bestreden besluit, gelet op alle betrokken belangen, heeft kunnen vaststellen.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep, voor zover ontvankelijk, is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
2.14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep, voor zover dit is ingesteld door de vereniging Platform Vlieghinder Teuge en [appellant B], niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep, voor zover dit is ingesteld door [appellant A], ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011
270-655.