ECLI:NL:RVS:2011:BR0562

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000637/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • S. Bechinka
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Grote Geest-Zuid, eerste partiële herziening en de gevolgen voor omwonenden

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Grote Geest-Zuid, eerste partiële herziening', vastgesteld door de raad van de gemeente Westland op 24 november 2009. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen, wonend te Monster, beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak behandeld en op 6 juli 2011 uitspraak gedaan. De appellanten stelden dat het besluit in strijd was met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat hun woon- en leefklimaat ernstig werd verstoord door de schaduwwerking en inbreuk op hun privacy door de bouwmogelijkheden van drie bouwlagen.

De Afdeling heeft in een tussenuitspraak van 13 oktober 2010 de raad opgedragen om het besluit te herstellen door een zorgvuldige afweging van de betrokken belangen te maken en een bezonningsstudie uit te voeren. De raad heeft deze studie laten uitvoeren en op basis daarvan het besluit van 24 november 2009 gemotiveerd. De appellanten hebben echter betoogd dat het onderzoek niet objectief was en dat de raad in strijd met het vertrouwensbeginsel handelde.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevolgen van de bouwmogelijkheden voor de omwonenden niet onevenredig zijn. De extra schaduwwerking zou zich voornamelijk tot het eigen perceel beperken en de inkijk in woningen en tuinen zou niet wezenlijk anders zijn dan bij woningen met twee bouwlagen. De Afdeling heeft het beroep van [appellant] en anderen gegrond verklaard, het besluit van de raad vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. De raad is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de appellanten.

Uitspraak

201000637/1/R1.
Datum uitspraak: 6 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Monster, gemeente Westland,
en
de raad van de gemeente Westland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2009, nummer 220, heeft de raad het bestemmingsplan ""Grote Geest-Zuid, eerste partiële herziening"" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 16 februari 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 september 2010, waar [appellant] en anderen, in de personen van [appellant] en [appellant A], bijgestaan door mr. A.M.C. Marius-van Eeghen, advocaat te 's-Gravenhage, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Ricci, advocaat te Naaldwijk, en E.J. den Hollander en J.J.W. Boerman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 13 oktober 2010, nr. <a href=""http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?verdict_id=G%2Bs%2BCqFf7bw%3D"">201000637/1/T1/R1</a>, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen drie maanden na de verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 24 november 2009, nummer 220, te herstellen.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2011, heeft de raad de Afdeling verzocht om deze termijn te verlengen. De Afdeling heeft de bij haar uitspraak van 13 oktober 2010 bepaalde termijn tot 18 maart 2011 verlengd.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 maart 2011, heeft de raad de Afdeling opnieuw verzocht om de termijn te verlengen. De Afdeling heeft de bij haar uitspraak van 13 oktober 2010 bepaalde termijn tot
8 april 2011 verlengd.
Bij brief van 6 april 2011, bij de Raad van State ingekomen op 7 april 2011, heeft de raad aangegeven het gebrek in het besluit van 24 november 2009, nummer 220, op 5 april 2011 te hebben hersteld.
Bij brief van 26 april 2011 zijn [appellant] en anderen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Door [appellant] en anderen is bij brief van 24 mei 2011 een zienswijze naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 24 november 2009, nummer 220, inhoudende de wijziging van artikel III.1, lid B, onder I, aanhef en onder d, sub 4, van de voorschriften van het bestemmingsplan ""Grote Geest-Zuid"" in die zin dat de bebouwingsmogelijkheid van vier bouwlagen wordt verlaagd naar drie bouwlagen, in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om:
- het besluit van 24 november 2009, nummer 220, te herstellen door een afweging te maken van de betrokken belangen en het mede in dat kader doen van een bezonningsstudie en aan de hand van die afweging en mede op basis van de uitkomst van dat onderzoek het besluit van 24 november 2009 te heroverwegen door dit alsnog toereikend te motiveren dan wel dat besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling;
- de uitkomst aan de Afdeling mede te delen.
2.2. De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak door bureau RBOI een bezonningsstudie laten uitvoeren ten aanzien van de mogelijkheid tot het realiseren van een derde en vierde woonlaag op de woningen aan de Schorsmos en op basis van de uitkomst van het onderzoek het besluit van 24 november 2009 alsnog gemotiveerd. Daarbij heeft de raad mede betrokken een onderzoek naar de bouwwensen van de betrokken bewoners aan de Schorsmos.
In de op 7 januari 2011 gedateerde bezonningsstudie zijn de bestaande situatie, de situatie met de maximale invulling uit het vorige plan, te weten vier woonlagen, en de situatie met de maximale invulling uit het thans voorliggende plan, te weten drie woonlagen, in beeld gebracht. Hierbij zijn de tijdstippen 09.00 uur, 12.00 uur, 15.00 uur en 18.00 uur op de data 22 december, 21 juni, 21 maart en 23 september als uitgangspunt genomen. Voor de volledigheid zijn ook de tijdstippen 17.30 uur (maart/september) en 20.00 uur (juni) ingevoegd.
De raad stelt zich op het standpunt dat uit de bezonningsstudie blijkt dat de realisering van drie bouwlagen weinig effect heeft op de woningen in de directe omgeving. Het effect doet zich met name voor op het eigen perceel. Toevoeging van een derde bouwlaag kan verder enige gevolgen hebben voor het uitzicht en de privacy van omwonenden, maar ook in de bestaande situatie is vanaf de tweede bouwlaag al inkijk mogelijk en bovendien is geen sprake van een recht op een ongewijzigd uitzicht. Ook de gevolgen voor de zonnecollectoren door een derde bouwlaag op een naastgelegen pand acht de raad beperkt waarbij de raad van belang acht dat de mogelijkheid van een derde bouwlaag waardeverhogend werkt voor de woningen ten opzichte van de situatie met maximaal twee bouwlagen.
In stedenbouwkundig opzicht acht de raad de mogelijkheid van drie bouwlagen voor alle woningen de meest wenselijke regeling nu er reeds drie woningen met drie bouwlagen zijn. Een gedifferentieerde bouwregeling acht de raad onder meer vanwege het belang van een eenduidige totaalvorm niet aanvaardbaar.
Op 5 april 2011 heeft de raad besloten vast te houden aan het op 24 november 2009 vastgestelde herzieningsplan.
2.3. In hun zienswijze hebben [appellant] en anderen vermeld dat zij zich nog steeds niet met het besluit van 24 november 2009 kunnen verenigen. Zij stellen dat hun woon- en leefklimaat ernstig wordt verstoord als gevolg van schaduwwerking, inbreuk op hun privacy in met name de tuinen, het niet langer optimaal kunnen functioneren van de zonnecollectoren op de daken, verslechtering van het uitzicht en het minder waard worden van hun woningen. Zij achten het onderzoek waarbij de bewoners van de Schorsmos is gevraagd of zij twee of drie bouwlagen willen kunnen bouwen, niet objectief. Ook is dit onderzoek te beperkt geweest, nu bewoners van de Waterlijn en het Helmgras niet zijn benaderd, terwijl dezen wel uitkijken op de woningen aan de Schorsmos. Het toestaan van een derde bouwlaag is zowel voor de bewoners van de Schorsmos als de direct omwonenden in strijd met het vertrouwensbeginsel. De raad handelt in strijd met de kwalitatieve overeenkomst, aldus [appellant] en anderen. Verder ontbreekt volgens hen een stedenbouwkundige onderbouwing voor het toestaan van een derde bouwlaag.
2.3.1. [appellant] en anderen hebben Scala Architecten opdracht gegeven voor een stedenbouwkundig en architectonisch advies. De uitkomsten zijn neergelegd in een rapport van 24 mei 2011. Voorts hebben [appellant] en anderen het bezonningsonderzoek van RBOI laten beoordelen door Adviesburo Nieman. Het resultaat van deze beoordeling is neergelegd in een notitie van 23 mei 2011.
2.4. De Afdeling overweegt dat [appellant] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat het bezonningsonderzoek van RBOI zodanige gebreken of tekortkomingen bevat dat de raad zich daarop niet heeft mogen baseren. Daarbij heeft de Afdeling betrokken dat in de door [appellant] en anderen overgelegde stukken van Scala Architecten en Adviesburo Nieman weliswaar kanttekeningen worden geplaatst bij de planregeling, maar dat deze, voor zover in deze beoordeling relevant, grotendeels in lijn liggen met hetgeen door RBOI is opgemerkt. Uit het bezonningsonderzoek en de stedenbouwkundige beoordeling volgt dat zich gevolgen van een derde bouwlaag voor omwonenden zullen voordoen. De extra schaduwwerking ten opzichte van twee bouwlagen beperkt zich evenwel voornamelijk tot het eigen perceel. Niet aannemelijk is gemaakt dat zich met drie bouwlagen onevenredige schaduwhinder in de tuinen van buren zal voordoen. Wat betreft mogelijke inkijk in woningen en tuinen heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze inkijk niet wezenlijk anders is dan bij woningen met twee bouwlagen en in een stedelijke omgeving ook niet ongebruikelijk is. Voorts heeft de raad de gevolgen voor de zonnecollectoren, mede op grondslag van het bezonningsonderzoek, beperkt kunnen achten, terwijl bovendien een waardeverhoging van de woningen door de mogelijkheid van een derde bouwlaag niet is uitgesloten. Ook heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een op den duur eenvormige aanblik van drie bouwlagen de voorkeur verdient boven een gedifferentieerde bouwregeling. Daarbij is van belang dat drie woningen reeds met een derde bouwlaag zijn verhoogd. Wat betreft het uitzicht vanuit de omliggende woonstraten heeft de raad de gevolgen in redelijkheid beperkt kunnen achten gelet op de afstanden tot de woningen aan de Schorsmos van ten minste ongeveer 20 m. In zijn afweging heeft de raad voorts kunnen meewegen dat uit raadpleging is gebleken dat een meerderheid van de bewoners van de Schorsmos voorstander is van een mogelijkheid van drie bouwlagen. Dat deze raadpleging is beperkt tot de bewoners van de Schorsmos acht de Afdeling niet onredelijk aangezien met name zij belang hebben bij de planregeling. Dat ook de bewoners van de reeds gerealiseerde derde bouwlagen aan de Schorsmos zijn geraadpleegd, acht de Afdeling niet onjuist nu een dergelijke bouwmogelijkheid evenzeer hun belang raakt.
2.5. Voor zover [appellant] en anderen in hun zienswijze ingaan op het vertrouwensbeginsel en de kwalitatieve verplichtingen overweegt de Afdeling dat deze beroepsgrond is beoordeeld in 2.6 van de tussenuitspraak en dat hierin geen aanleiding is gevonden voor het doen van de tussenuitspraak.
2.6. Gelet op het vorenstaande en gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak oordeelt de Afdeling dat de raad bij de vaststelling van het plan in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen betrokken bij een bouwmogelijkheid van drie lagen dan aan de belangen van [appellant] en anderen de bouwmogelijkheid beperkt te houden tot twee lagen.
2.7. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.7 van de tussenuitspraak is het bestreden besluit genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en berust het niet op een deugdelijke motivering. Het beroep van [appellant] en anderen is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
2.8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven.
2.9. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Westland van 24 november 2009, nummer 220;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Westland tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.011,00 (zegge: tweeduizendelf euro), waarvan een gedeelte groot € 1.311,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Westland aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011
371-673.