ECLI:NL:RVS:2011:BR0514

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010755/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit waterschap Brabantse Delta inzake inrichtingsplan verdrogingsbestrijding De Matjens

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 30 september 2010 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant, wonend in Achtmaal, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta van 25 juni 2008, waarin werd ingestemd met het inrichtingsplan 'verdrogingsbestrijding de Matjens'. Dit inrichtingsplan heeft als doel de verdroging in het natuurgebied De Matjens te bestrijden en de ecologische waarden te herstellen. De rechtbank oordeelde dat het waterschap in redelijkheid had kunnen besluiten geen volledig drainagesysteem aan te leggen op het perceel van de appellant, omdat de kosten daarvan niet in verhouding stonden tot de schade die het inrichten van het natuurgebied zou veroorzaken. De rechtbank stelde vast dat de schade door het inrichtingsplan op het perceel van de appellant was berekend op € 563,00 per jaar, en dat het waterschap een compensatievoorstel had gedaan van € 9.510,00 voor de aanleg van een hoofddrain en een eenmalige tegemoetkoming in de schade.

De appellant betoogde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het waterschap niet verplicht was om een volledig drainagesysteem aan te leggen, en dat de rechtbank de belangenafweging niet correct had uitgevoerd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 6 juli 2011 behandeld en geoordeeld dat het waterschap voldoende compensatie had geboden en dat de rechtbank terecht had overwogen dat het besluit van het waterschap niet in strijd was met de wet. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201010755/1/H2.
Datum uitspraak: 6 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Achtmaal, gemeente Zundert,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 30 september 2010 in zaak nr. 09/2867 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2008 heeft het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta (hierna: het waterschap) ingestemd met het inrichtingsplan 'verdrogingsbestrijding de Matjens'.
Bij besluit van 30 juni 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het zich richt tegen de onjuiste gegevens op pagina 13 van het rapport 'Landbouwkundige effecten van vernattingsmaatregelen in De Matjens', onder vernietiging van de betreffende regel ID 106009 uit dit rapport, het beroep voor het overige ongegrond verklaard en het besluit tot vaststelling van inrichtingsplan 'De Matjens' gehandhaafd onder toevoeging van een nader rapport 'Drainagevoorstel De Matjens' van 12 februari 2009 als bijlage bij dat besluit.
Bij uitspraak van 30 september 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 9 december 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het waterschap hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. H.U. van der Zee, het college, vertegenwoordigd door mr. R.R.J.W. van Goethem, en het waterschap, vertegenwoordigd door mr. D.I. Jansen-Jonkers en L. Vriens, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het inrichtingsplan heeft betrekking op het inrichten van natuurgebied De Matjens als natte natuurparel. Doelstelling is om in het natuurgebied de verdroging te bestrijden en de ecologische waarden te herstellen. [appellant] is eigenaar van een perceel in het gebied waarop het inrichtingsplan ziet.
In opdracht van het waterschap heeft de besloten vennootschap Aequator Groen & Ruimte B.V. (hierna: Aequator) onderzoek verricht naar de effecten van het inrichtingsplan op de percelen in het gebied waarop het inrichtingsplan ziet. In een rapport van 11 februari 2008 zijn de resultaten van dit onderzoek neergelegd. Vervolgens heeft Aequator een aanvullend onderzoek verricht naar de vraag welke drainagemaatregelen de effecten van het inrichtingsplan op een aantal landbouwpercelen, waaronder het perceel van [appellant], kunnen verminderen. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 12 februari 2009. De schade ten gevolg van het inrichtingsplan op het perceel van [appellant] is berekend op een bedrag van € 563,00 per jaar. Uitgaande van een periode van 21 jaar, bedragen de totale kosten voor het waterschap indien wordt overgegaan tot het aanbieden van een afkoopsom € 12.510,00. De kosten voor aanleg van een drainagesysteem, van herzaai en verpleging, vermindering van de opbrengst en de jaarlijkse kosten in verband met het blijvende onderhoud van het drainagesysteem en vervanging zijn berekend op een bedrag van € 115.282,00.
Het waterschap heeft op 12 februari 2009 aan [appellant] een compensatievoorstel gedaan waarbij is aangeboden een hoofddrain op zijn perceel aan te leggen, met daarnaast een eenmalige tegemoetkoming in de schade en het onderhoud van de hoofddrain van € 9.510,00 en de bepaling dat indien in de praktijk meer schade is ontstaan dan is berekend, deze achteraf voor vergoeding in aanmerking kan komen. Die extra schade wordt dan door het waterschap als afkoopsom aangeboden.
2.2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het waterschap in redelijkheid ervoor heeft kunnen kiezen geen volledig drainagesysteem op het perceel van [appellant] aan te leggen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de situatie van [appellant] niet gelijk is aan de situatie van zijn buren, aangezien de kosten van aanleg van een drainagesysteem op die percelen aanzienlijk lager zijn.
Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat het waterschap niet is gehouden om een volledig bedrag aan schadevergoeding vooraf vast te stellen, nu in een afzonderlijke procedure voldoende waarborgen voor een volledige schadevergoeding worden gegeven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [appellant] de berekening van de schade door Aequator in het rapport van 12 februari 2009 niet heeft betwist.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich op het standpunt kon stellen dat het waterschap er in redelijkheid voor heeft kunnen kiezen geen volledig drainagesysteem aan te leggen, nu niet is meegenomen dat de aanleg hiervan op zijn perceel technisch mogelijk is. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte de eerdere belangenafweging heeft aangevuld met het alternatief van het door hem gewenste volledige drainagesysteem, aangezien het college dit alternatief niet heeft meegewogen en derhalve een onvolledige belangenafweging heeft gemaakt.
Voorts betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte is voorbij gegaan aan het advies van de hoor- en adviescommissie, waarin wordt geadviseerd bij vaststelling van het inrichtingsplan ook vooraf het bedrag van schadevergoeding met inbegrip van eventuele toekomstige schade vast te stellen, zodat achteraf geen aanvullende schade-uitkering hoeft te worden gedaan.
[appellant] betoogt tenslotte dat de rechtbank ten onrechte heeft gesteld dat hij de berekening van de schade door Aequator in het rapport van 12 februari 2009 niet heeft betwist.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 juni 2007 in zaak nr. 200609300/1) heeft de wetgever in artikel 7:25 van de Awb geen volledige heroverweging voorgeschreven, maar de omvang van de toetsing in administratief beroep in het midden gelaten. Het college heeft derhalve kunnen volstaan met beantwoording van de vraag of het waterschap in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit van 25 juni 2008.
Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het waterschap zich op het standpunt kon stellen dat, anders dan bij de buren van [appellant], de kosten van de aanleg van een volledig drainagesysteem niet in redelijke verhouding staan tot de schade die het inrichten van het natuurgebied 'De Matjens' veroorzaakt. Het voorstel aan [appellant] bevat de aanleg van een hoofddrain, een financiële compensatie van € 9.510, en een regeling die voorziet in volledige compensatie nadien als blijkt dat de schade in de praktijk hoger uitvalt dan vooraf is voorzien. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het waterschap daarmee voldoende compensatie heeft geboden en dat derhalve geen grond bestaat voor het oordeel dat het besluit van 30 juni 2009 is strijd is met artikel 3:4 van de Awb. Nu het geboden alternatief deel uitmaakt van de besluitvorming, is de rechtbank niet buiten de omvang van het geschil getreden. Dat het aanleggen van een volledig drainagesysteem op het perceel van [appellant] mogelijk is, maakt niet dat het waterschap deze moet aanleggen.
2.3.2. Het college mag op grond van artikel 7:26, tweede lid, van de Awb afwijken van het advies van een hoor- en adviescommissie, mits in het besluit de redenen voor die afwijking zijn vermeld. Het college is afgeweken van het advies van die commissie ten aanzien van de toe te passen systematiek van schadeberekening, door de scheiding in de financiële compensatie vooraf en eventuele aanvullende compenserende maatregelen nadien te handhaven. Ter motivering daarvan heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het inrichtingsplan is vastgesteld met voldoende zicht op de nadelige gevolgen van het besluit en de omvang van de schade. Bovendien heeft het college in aanmerking genomen dat de bewijslast is verlicht doordat het waterschap zelf op voorhand, onder meer door het rapport van 12 februari 2009, de gevolgen van het inrichtingsplan al heeft laten onderzoeken.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college aldus voldoende heeft gemotiveerd waarom het is afgeweken van het advies van de commissie en dat het college niet was gehouden het advies te volgen. Het betoog faalt.
2.3.3. Dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] de berekening van de schade door Aequator niet heeft betwist, leidt niet tot een ander oordeel, nu, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, tussen partijen niet in geschil is dat de schade ten gevolge van de uitvoering van het inrichtingsplan volledig vergoed dient te worden en in een afzonderlijke procedure voldoende waarborgen voor een volledige schadevergoeding worden gegeven. In deze afzonderlijke procedure dient ook het deskundigenrapport, dat door [appellant] op 14 mei 2011 is ingediend en waar het college, gelet op het moment waarop dit rapport is ingebracht, nog geen reactie op had hoeven geven, te worden bezien. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011
362-705.