201011646/1/H3.
Datum uitspraak: 6 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] h.o.d.n. Restaurant Tony da Genova (hierna: [appellant]), wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 oktober 2010 in zaak nr. 10/1216 in het geding tussen:
de burgemeester van Rotterdam.
Bij besluit van 27 augustus 2009 heeft de burgemeester de aanvraag van [appellant] om een nachtontheffing ten behoeve van zijn restaurant Tony da Genova aan de 's-Gravendijkwal 105d te Rotterdam afgewezen.
Bij besluit van 25 februari 2010 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 oktober 2010, verzonden op 26 oktober 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 januari 2010 (lees: 2011).
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. V.M. Weski, advocaat te Rotterdam, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2.3.9, vijfde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2006 (hierna: de APV), in samenhang met het derde lid, aanhef en onder b, van dat artikel, kan de burgemeester de ontheffing van de openings- en sluitingstijden voor een openbare inrichting weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien een van de in artikel 2.3.6, eerste en tweede lid, genoemde situaties zich voordoet.
Ingevolge artikel 2.3.6, tweede lid, aanhef en onder a, kan de burgemeester de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen indien naar zijn oordeel de openbare orde gevaar loopt of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting door de aanwezigheid van de openbare inrichting nadelig wordt beïnvloed.
2.2. [appellant] heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de nachtontheffing dient te worden geweigerd. De burgemeester heeft zich volgens [appellant] niet mogen baseren op het advies van de politie, omdat het onzorgvuldig is voorbereid en de conclusie niet wordt gedragen door de feiten. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte geen belang gehecht aan het feit dat in het verleden een openbare inrichting met nachtontheffing in het pand was gevestigd, aldus [appellant].
2.3. De 's-Gravendijkwal maakte ten tijde van het besluit op bezwaar deel uit van een zogenoemd veiligheidsrisicogebied. Dit is een door de burgemeester aangewezen gebied, waarin de veiligheidssituatie onvoldoende is als gevolg van (vuur)wapengeweld en andere vormen van geweld. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de burgemeester het door de politie afgegeven advies van 17 juli 2009, aangevuld bij mail van 30 oktober 2009, waarin staat dat ter plaatse geen uitbreiding van de tijden kan komen omdat in de buurt drugsoverlast voorkomt en andere incidenten plaatsvinden, niet mede aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. De enkele stelling dat het restaurant door de goede uitstraling een beter publiek aantrekt, is onvoldoende om aan te nemen dat het advies op onzorgvuldige wijze is voorbereid en dat de conclusie niet wordt gedragen door de aangevoerde feiten. Die conclusie vindt bovendien steun in het eveneens aan het besluit ten grondslag gelegde negatieve advies van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Delfshaven.
In de omstandigheid dat in het verleden wel een nachtontheffing is verleend voor de toenmalige openbare inrichting in het pand ziet de Afdeling evenmin als de rechtbank grond voor het oordeel dat verlening van een nachtontheffing aan [appellant] past in het voor het gebied geldende consolidatiebeleid. Zij overweegt daartoe dat de laatste nachtontheffing in 1983 is verleend voor een andere openbare inrichting dan die van [appellant]. De duur van die nachtontheffing was reeds verlopen ten tijde van de vaststelling van het consolidatiebeleid in 1996 dat aan de huidige Horecanota Delfshaven 2007-2011 voorafging, zodat op dat moment geen nachtontheffing gold en de inrichting wat betreft de nachtontheffing niet onder het overgangsrecht viel.
De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat de burgemeester in redelijkheid de gevraagde nachtontheffing met toepassing van artikel 2.3.6, tweede lid, aanhef en onder a, van de APV heeft kunnen weigeren.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. J.H. van Kreveld en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011