ECLI:NL:RVS:2011:BR0493

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201100441/3/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van staatsraden in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster op 21 juni 2011 tijdens een zitting verzocht om wraking van de staatsraden mr. R.W.L. Loeb en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen. Dit verzoek was gericht aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die op 27 juni 2011 uitspraak deed. Verzoekster voerde aan dat staatsraad Loeb haar op onheuse wijze had belet om staatsraad Scholten-Hinloopen te vragen naar haar mogelijke betrokkenheid bij een civiel geding dat verzoekster aanhangig had gemaakt. Verzoekster stelde dat de voorzitter, staatsraad Loeb, had geweigerd om dit in de aantekeningen van de zitting op te nemen.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek om wraking behandeld en vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van staatsraad Loeb in twijfel trokken. De voorzitter heeft de orde tijdens de zitting bewaakt, wat geen grond voor vooringenomenheid opleverde. Evenzo werd het verzoek om wraking van staatsraad Scholten-Hinloopen afgewezen, omdat de enkele omstandigheid dat zij mogelijk betrokken zou zijn bij een hoger beroep geen reden was om aan haar onpartijdigheid te twijfelen.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconcludeerd dat het verzoek om wraking niet kon worden toegewezen en heeft dit verzoek afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 juni 2011, waarbij de betrokken staatsraden en de ambtenaar van staat aanwezig waren.

Uitspraak

201100441/3/H2.
Datum beslissing: 27 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoekster], wonend te Barendrecht,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
1. Procesverloop
Tijdens de zitting op 21 juni 2011 heeft verzoekster verzocht om wraking van de staatsraden mr. R.W.L. Loeb en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen als voorzitter, respectievelijk lid van de Afdeling belast met de behandeling van de zaak nr. 201100441/1/H2.
De staatsraden hebben niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het verzoek op 21 juni 2011 ter zitting behandeld, waar verzoekster, bijgestaan door mr. drs. S.J. Brunia, is gehoord. De staatsraden hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ingevolge artikel 49, eerste lid, van de Wet op de Raad van State is dit artikel van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.
2.2. Aan het verzoek om wraking van staatsraad Loeb heeft verzoekster ten grondslag gelegd dat die staatsraad haar op onheuse wijze heeft belet staatsraad Scholten-Hinloopen ter zitting te vragen naar haar eventuele toekomstige betrokkenheid, uit hoofde van haar nevenfunctie als raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof te 's-Gravenhage, bij een mogelijk door verzoekster bij dat hof in te stellen hoger beroep wanneer uitspraak is gedaan in een thans door verzoekster bij een rechtbank aanhangig gemaakt civiel geding. Voorts heeft zij daaraan ten grondslag gelegd dat de voorzitter desverzocht heeft geweigerd daarvan uitdrukkelijk melding te doen maken in de aantekeningen van het verhandelde ter zitting.
In het optreden van de staatsraad ter zitting van 21 juni 2011 is geen grond te vinden voor het oordeel dat de staatsraad in deze zaak niet in onpartijdigheid zijn oordeel zal kunnen vormen. De voorzitter bepaalt de orde ter zitting. Het optreden heeft plaatsgevonden in het kader van de taakuitoefening van de staatsraad om als voorzitter de orde en voortgang op de zitting te bewaken en kan als zodanig geen feit of omstandigheid opleveren op grond waarvan geoordeeld moet worden dat sprake is van vooringenomenheid dan wel de gerechtvaardigde vrees daarvoor.
2.3. Aan het verzoek om wraking van staatsraad Scholten-Hinloopen heeft verzoekster ten grondslag gelegd dat niet valt uit te sluiten dat die staatsraad uit hoofde van haar nevenfunctie als raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof te 's-Gravenhage zal worden belast met de behandeling van vorenbedoeld, mogelijk door haar bij dat hof in te stellen hoger beroep.
De enkele omstandigheid dat, naar verzoekster stelt, door haar een civiel geding aanhangig is gemaakt bij een rechtbank en tegen een eventuele uitspraak van die rechtbank hoger beroep openstaat bij het gerechtshof te 's-Gravenhage waarin de staatsraad raadsheer-plaatsvervanger is, is geen feit of omstandigheid op grond waarvan geoordeeld moet worden dat sprake is van vooringenomenheid van de betreffende staatsraad dan wel de gerechtvaardigde vrees daarvoor.
2.4. Gelet op het voorgaande, dient het verzoek te worden afgewezen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2011
412.