ECLI:NL:RVS:2011:BR0490

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012403/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 november 2010, waarin het beroep tegen de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding door het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede ongegrond werd verklaard. Het verzoek om schadevergoeding was ingediend naar aanleiding van een besluit van het college van 6 april 2004, waarbij een bouwvergunning voor het oprichten van een garage was verleend. Dit besluit was later bevestigd door een besluit van 5 oktober 2004.

Het college heeft het verzoek om schadevergoeding op 13 januari 2009 afgewezen, waarna [appellant] bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 27 mei 2009 ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde in haar uitspraak dat het besluit van 5 oktober 2004 in rechte onaantastbaar was, en dat het college om die reden het verzoek om schadevergoeding terecht had afgewezen. [appellant] stelde dat er onrechtmatigheden waren in het bestemmingsplan en het welstandsadvies, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet konden leiden tot een gegrondverklaring van het hoger beroep.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar beslissing aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 juli 2011.

Uitspraak

201012403/1/H2.
Datum uitspraak: 6 juli 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amersfoort,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 1 november 2010 in zaak nr. 09/1761 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2009 heeft het college een verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Bij besluit van 27 mei 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 november 2010, verzonden op 9 november 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen bij brieven van 14 april 2011 en 11 april 2011 daartoe toestemming als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht hebben verleend, heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] heeft verzocht om schadevergoeding van € 15.000 ten gevolge van het besluit van het college van 6 april 2004, gehandhaafd bij besluit van 5 oktober 2004, waarbij een bouwvergunning is verleend voor het oprichten van een garage.
2.2. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat, nu het besluit van 5 oktober 2004 in rechte onaantastbaar is, van de rechtmatigheid van dat besluit wat betreft de inhoud alsook de wijze van totstandkoming dient te worden uitgegaan. De rechtbank heeft voorts terecht en op goede gronden overwogen dat het college het verzoek om vergoeding van schade ten gevolge van dat besluit om die reden terecht heeft afgewezen.
Het betoog van [appellant] met betrekking tot de onrechtmatigheid van het bestemmingsplan "De Geer" en het negatief welstandsadvies, wat daarvan ook zij, doet er niet aan af dat van de rechtmatigheid van het besluit van 5 oktober 2004 moet worden uitgegaan, zodat dit betoog niet kan leiden tot gegrondbevinding van het hoger beroep.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2011
362.