ECLI:NL:RVS:2011:BQ9664

Raad van State

Datum uitspraak
29 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907632/1/M3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Brouwershof' en de gevolgen voor de waterafvoer en privacy van omwonenden

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Brouwershof' dat op 16 juli 2009 door de raad van de gemeente Hilvarenbeek is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend in Diessen, beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld op 11 april 2011. De appellanten hebben hun bezwaren geuit over geurhinder, wateroverlast en aantasting van privacy door de nieuw te bouwen woningen. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de appellanten hun beroepsgronden over geurhinder en ontsluitingsweg hebben ingetrokken. De Afdeling concludeert dat de sloot, die een waterafvoerende functie heeft, buiten het plangebied ligt en dat het onderhoud daarvan voldoende gewaarborgd is. De vrees van de appellanten voor wateroverlast is ongegrond, omdat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat de uitvoering van het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare wateroverlast.

Daarnaast hebben de appellanten zorgen geuit over de privacy door de ophoging van het plangebied. De Afdeling oordeelt dat de raad bij de planvorming bewust heeft gekozen voor de situering van de woningen en dat de aantasting van de privacy niet zodanig ernstig is dat dit een reden vormt om het plan niet door te laten gaan. Het beroep van de eerste appellant is ongegrond verklaard.

De tweede appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de nabijheid van de nieuw te bouwen woningen bij zijn pluimveehouderij. Hij vreest dat de woningen de continuïteit van zijn bedrijf in gevaar brengen en dat de geurbelasting de wettelijke normen overschrijdt. De Afdeling oordeelt dat de raad bij de beoordeling van de geurbelasting ten onrechte is uitgegaan van een te hoge norm, waardoor het besluit in strijd is met de zorgvuldigheidseisen. Het beroep van de tweede appellant is gegrond verklaard, en het besluit van de raad is vernietigd. De proceskostenveroordeling is afgewezen voor beide appellanten.

Uitspraak

200907632/1/M3.
Datum uitspraak: 29 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Diessen, gemeente Hilvarenbeek,
2. [appellant sub 2], wonend te Diessen, gemeente Hilvarenbeek,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Hilvarenbeek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Brouwershof" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 oktober 2009, en [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2009, beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2011, waar [appellant sub 2], in persoon en bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, en [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, en T. Li, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de stichting Woonstichting Stromenland, vertegenwoordigd door L.W.J.J. Lamers, M. Haans en C. Kwast en bijgestaan door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
2. Overwegingen
Het plan
2.1. Het plan voorziet in de ontwikkeling van woningbouw in de buurtschap Baarschot.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen
2.2. Ter zitting hebben [appellant sub 1] en anderen de beroepsgronden over geurhinder en de ontsluitingsweg ingetrokken.
2.3. Ten aanzien van het betoog dat de bestemming van de sloot in het bestemmingsplan had moeten worden vastgelegd om de waterafvoerende functie ervan te waarborgen overweegt de Afdeling dat de sloot is gelegen buiten het plangebied. Het betoog van [appellant sub 1] en anderen richt zich derhalve niet tegen het bestreden besluit.
2.4. [appellant sub 1] en anderen vrezen een toename van de reeds bestaande wateroverlast als gevolg van de realisering van het plan. In dit verband voeren zij aan dat het onderhoud van de sloot die is gelegen tussen de woningen van [appellant sub 1] en anderen en het plangebied in het plan ten onrechte niet is gewaarborgd.
2.4.1. In de op de bedoelde sloot van toepassing zijnde Keur oppervlaktewateren Waterschap De Dommel 2005 is bepaald dat het onderhoud van perceel- en bermsloten berust bij de eigenaren en/of gebruikers van de gronden, gelegen aan weerszijden van de sloot, dat de onderhoudsverplichting voor de eigenaar en/of gebruiker de halve breedte omvat van het gedeelte van de sloot dat grenst aan zijn of haar gronden en dat sloten eens per jaar geschouwd worden door medewerkers van het waterschap om de onderhoudstoestand ervan (extra) te controleren. In aanmerking genomen dat het onderhoud van de sloot aldus voldoende kan worden gewaarborgd, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat uitvoering van het plan niet behoeft te leiden tot een onaanvaardbare wateroverlast voor [appellant sub 1] en anderen.
2.5. [appellant sub 1] en anderen vrezen voor aantasting van hun privacy. In dit verband voeren zij aan dat vanwege de ophoging van het plangebied inkijk in hun tuinen ontstaat vanuit de voorziene woningen aan de westzijde van het plangebied.
2.5.1. De achtertuinen van de vijf geprojecteerde woningen aan de westzijde van het plangebied grenzen aan de achtertuinen van [appellant sub 1] en anderen, zodat het aannemelijk is dat zij in hun privacy worden aangetast.
Uit de stukken blijkt dat de raad bij de planvorming bewust heeft gekozen aan de randen van het plangebied woningen te situeren en wel zodanig dat zij met de voorgevel zijn gericht op de te realiseren openbare ruimte. Volgens de raad draagt dit bij aan een heldere opzet, zuinig ruimtegebruik en sociale samenhang. Doordat er minder wegen aangelegd behoeven te worden en meer grond uitgeefbaar is, verbetert de financiële uitvoerbaarheid van het plan, aldus de raad.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat [appellant sub 1] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aantasting van de privacy van [appellant sub 1] en anderen niet zodanig ernstig is dat bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een groter gewicht toegekend mocht worden aan de belangen die zijn gediend bij de realisering van de woningen.
2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.7. [appellant sub 2] kan zich niet verenigen met het plan voor zover dat op korte afstand van zijn pluimveehouderijbedrijf woningbouw mogelijk maakt. Hij vreest dat de voorziene woningen de continuïteit van het bedrijf in gevaar brengen. In dit verband stelt hij dat geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners van de in het plan voorziene woningen aangezien het bedrijf op te korte afstand van de voorziene woningen is gelegen en daardoor de wettelijke geurnorm ter plaatse van de voorziene woningen wordt overschreden. Weliswaar is gebruik gemaakt van de bevoegdheid om bij verordening de geurnorm te verhogen, maar de raad heeft volgens [appellant sub 2] misbruik van deze bevoegdheid gemaakt om woningbouw mogelijk te maken.
2.7.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: de Wgv), voor zover hier van belang, wordt een vergunning voor een veehouderij geweigerd indien de geurbelasting van die veehouderij op een geurgevoelig object gelegen binnen een concentratiegebied, binnen de bebouwde kom meer bedraagt dan 3,0 odour units per kubieke meter lucht.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, onder a, voor zover hier van belang, kan bij gemeentelijke geurverordening worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarde, genoemd in artikel 3, eerste lid, met dien verstande dat deze andere waarde binnen een concentratiegebied, binnen de bebouwde kom niet minder bedraagt dan 0,1 odour unit per kubieke meter lucht en niet meer bedraagt dan 14,0 odour units per kubieke meter lucht.
2.7.2. De raad heeft op 15 mei 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij (hierna: de geurverordening) vastgesteld. In artikel 3 van de geurverordening zijn voor het grondgebied van de gemeente Hilvarenbeek de volgende maximale waarden voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object vastgesteld: 2 ou/m³ voor het gebied dat de bestaande woonkernen omsluit en 7 ou/m³ voor het gebied dat het extensiveringsgebied met primaat wonen omsluit. De begrenzing van de desbetreffende gebieden is op een bij de geurverordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart (hierna: de verordeningskaart) aangeduid.
2.7.3. Het plangebied is gelegen binnen een deel dat op de verordeningskaart is aangeduid met "zoekgebieden". In de geurverordening noch in de verordeningskaart is aangegeven dat het deel dat is aangeduid met "zoekgebieden" een verbijzondering is van het gebied dat het extensiveringsgebied met primaat wonen omsluit. Hieruit volgt dat artikel 3 van de geurverordening niet van toepassing is op de gronden waarop het plangebied is gelegen.
Nu de raad bij de beoordeling van de vraag of ter plaatse van de in het plangebied te realiseren woningen een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd ten onrechte is uitgegaan van een contour van 7 ou/m³, is het plan in zoverre vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid.
2.8. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
Proceskostenverooordeling
2.9. Ten aanzien van [appellant sub 2] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van [appellant sub 1] en anderen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hilvarenbeek van 16 juni 2009, kenmerk 09int01267;
III. verklaart het beroep van [appellant sub 1] en anderen ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Hilvarenbeek aan [appellant sub 2] het voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Baaren
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2011
579-678.