ECLI:NL:RVS:2011:BQ9660

Raad van State

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101467/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • J.V. Vreugdenhil
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan "Buitengebied 2010" van de gemeente Lochem

In deze zaak heeft de vereniging Vereniging van Eigenaars Bospark Ruighenrode, gevestigd te Lochem, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen het besluit van de raad van de gemeente Lochem, dat op 7 december 2010 het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" heeft vastgesteld. Het verzoek is ingediend op 8 februari 2011, waarbij de vereniging zich richt op schorsing van verschillende artikelen van de planregels die betrekking hebben op het Stavast-terrein en het BCR-terrein. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 16 juni 2011 ter zitting behandeld.

De voorzitter overweegt dat het verzoek van VVE Bospark Ruighenrode onder andere gericht is op de schorsing van artikel 17.2.5, sub a, van de planregels, dat het mogelijk maakt om maximaal 28 stacaravans op het Stavast-terrein te plaatsen. De voorzitter stelt vast dat er in het verleden al stacaravans op dit terrein aanwezig waren en dat de wijziging van de bestemming in eerdere plannen niet heeft geleid tot de verwijdering van deze stacaravans. De voorzitter concludeert dat de raad in redelijkheid de bestaande situatie heeft kunnen vastleggen in het nieuwe bestemmingsplan.

Daarnaast is het verzoek gericht op schorsing van artikel 1.48 van de planregels, dat de definitie van 'gastinrichting' wijzigt en mogelijk de realisering van een woon-zorgcomplex op het BCR-terrein mogelijk maakt. De voorzitter erkent dat deze wijziging nieuwe gebruiksmogelijkheden biedt, maar oordeelt dat dit geen reden is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de wijziging niet leidt tot onomkeerbare gevolgen.

Tot slot overweegt de voorzitter dat de maximale bouwhoogte van 12 meter, zoals vastgelegd in artikel 17.2.8, sub h, van de planregels, niet leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor de omliggende recreatiewoningen. De voorzitter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201101467/2/R2.
Datum uitspraak: 24 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de vereniging Vereniging van Eigenaars Bospark Ruighenrode, gevestigd te Lochem,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Lochem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 december 2010, kenmerk 2010-007006, heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2010" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer VVE Bospark Ruighenrode bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 februari 2011, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 februari 2011, heeft Bospark Ruighenrode de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 juni 2011, waar VVE Bospark Ruighenrode, vertegenwoordigd door I. Kortleven MCDm en ir. J.C.C. Ruseler, en de raad, vertegenwoordigd door A. Roosken, werkzaam bij mRO B.V., en M.J.M. Overbeek, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek van VVE Bospark Ruighenrode is gericht op schorsing van artikel 17.2.5, sub a, van de planregels, voor zover dit artikel ziet op het terrein gelegen aan de Zutphenseweg (hierna: het Stavast-terrein). VVE Bospark Ruighenrode voert in dit verband aan dat in het voorgaande plan geen recreatieve bestemming aan het Stavast-terrein was toegekend en de mogelijkheid tot het plaatsen van 28 stacaravans op dit terrein - gezien de ligging in de EHS - onwenselijk is.
Daarnaast is het verzoek gericht op schorsing van artikel 1.48 van de planregels voor zover dit betrekking heeft op het terrein van Buitencentrum Ruighenrode B.V., dat is gelegen aan de Vordenseweg te Lochem (hierna: het BCR-terrein). VVE Bospark Ruighenrode betoogt dat ten onrechte de definitie van 'gastinrichting' in artikel 1.48 van de planregels is gewijzigd, omdat als gevolg hiervan volgens verzoekster de realisering van een woon-zorgcomplex mogelijk wordt gemaakt op het BCR-terrein en dat dit niet passend is binnen de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie".
Ten slotte voorziet volgens VVE Bospark Ruighenrode artikel 17.2.8, sub h, van de planregels ten onrechte in een maximale nokhoogte van 12 meter, omdat dit leidt tot inkijk in de woningen van haar leden en aantasting van hun privacy.
2.3. Met betrekking tot het Stavast-terrein overweegt de voorzitter dat in 1973 een recreatieve bestemming aan dit terrein is toegekend en dat door VVE Bospark Ruighenrode niet is weersproken dat sindsdien stacaravans op het Stavast-terrein aanwezig zijn geweest. Weliswaar is bij de vaststelling van het voorgaande plan uit 1991 deze recreatieve bestemming gewijzigd in de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde" (ALN), maar dit heeft niet tot gevolg gehad dat de aanwezige stacaravans zijn verwijderd.
Ingevolge artikel 17.2.5, sub a, van de planregels in samenhang bezien met de bijbehorende bebouwingstabel in bijlage 7 mogen op het Stavast-terrein maximaal 28 kampeerverblijven - niet zijnde recreatiewoningen - worden geplaatst. Dit is overeenstemming met de feitelijke situatie, waarin tot voor kort 28 stacaravans aanwezig waren op het terrein. Anders dan VVE Bospark Ruighenrode betoogt, geldt ingevolge de planregels voor kampeerterreinen - in afwijking van een eerder bestemmingsplan uit 1973 - niet langer het vereiste dat een kampeerterrein een oppervlakte van ten minste 3 hectare dient te hebben. Dat het Stavast-terrein een oppervlakte van 2 hectare heeft vormt derhalve geen belemmering voor toekenning van een recreatieve bestemming.
In hetgeen VVE Bospark heeft aangevoerd ziet de voorzitter op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de reeds lang bestaande situatie als zodanig heeft kunnen vastleggen in het plan door de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aan het Stavast-terrein toe te kennen.
2.4. Blijkens de verbeelding is aan het BCR-terrein de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" toegekend met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gastinrichting (sr-gi)'. Niet in geschil is dat de definitie van gastinrichting in artikel 1.48 van de planregels ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan "Recreatieterreinen 2003" is gewijzigd. In de definitiebepaling is, voor zover hier van belang, toegevoegd dat hieronder mede wordt verstaan een inrichting voor sociaal-medisch (nacht)verblijf en de daarbij behorende revalidatiefaciliteiten.
De voorzitter is vooralsnog van oordeel dat aan VVE Bospark Ruighenrode dient te worden toegegeven dat deze wijziging van de definitie van een gastinrichting nieuwe gebruiksmogelijkheden biedt die niet passend lijken binnen de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" en dat de motivering door de raad van deze wijziging vooralsnog niet overtuigt. Dit geeft echter geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de bestreden wijziging van de definitiebepaling slechts een verruiming van de gebruiksmogelijkheden betreft. Mocht dit gebruik eventueel plaatsvinden op het BCR-terrein en dit planonderdeel in de bodemprocedure niet in stand blijven, dan kan dit gebruik gestaakt worden zonder dat feitelijk onomkeerbare gevolgen zijn ontstaan. In zoverre ontbreekt een spoedeisend belang bij schorsing van deze planregel.
2.5. Wat betreft de toegestane maximale bouwhoogte van 12 meter ingevolge artikel 17.2.8, sub h, van de planregels en het gestelde verlies aan privacy, verwacht de voorzitter niet dat de Afdeling in de bodemprocedure zal oordelen dat het plan met betrekking tot privacy leidt tot onevenredig nadelige gevolgen voor de omliggende recreatiewoningen en dat de raad daarin aanleiding had moeten zien om het plan niet vast te stellen. Hierbij is van belang dat niet in geschil is dat het voorgaande plan dezelfde bebouwingsmogelijkheden en maximale bouwhoogte toestond voor het BCR-terrein en dit terrein is gelegen in een bosrijke omgeving, waardoor op voorhand door VVE Bospark Ruighenrode niet aannemelijk is gemaakt dat plan zal leiden tot inkijk van dien aard dat hieraan een groter gewicht had moeten worden toegekend.
2.6. Voor zover VVE Bospark Ruighenrode betoogt dat ten onrechte geen aanduiding op de verbeelding is opgenomen die ertoe strekt dat het BCR-terrein bedrijfsmatig moet worden geëxploiteerd, overweegt de voorzitter dat geen noodzaak bestaat voor de dergelijke aanduiding, nu het vereiste van een bedrijfsmatige exploitatie reeds in artikel 17.1, sub a, van de planregels is opgenomen.
2.7. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Vreugdenhil
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2011
571.