200908774/1/M3.
Datum uitspraak: 22 juni 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1] en anderen, allen wonend te Valkenswaard,
2. [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Waalre,
de raad van de gemeente Waalre,
verweerder.
Bij besluit van 1 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Waalre Noord fase 1a" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2009, en [appellant sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 november 2009, beroep ingesteld. [appellant sub 2] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 3 december 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2011, waar [appellante sub 1] en anderen, bij monde van [gemachtigde] en bijgestaan door ing. J.B.M. Lauwerijssen, [appellant sub 2] en anderen, bij monde van [appellant sub 2] en bijgestaan door mr. M.J.A. Verhagen, advocaat te Eindhoven, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Foederer-Roels en F.C. van Noort, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bestemmingplan ziet op de realisatie van 125 grondgebonden woningen en 25 appartementen in het gebied ten zuiden en zuidwesten van de kern van Waalre.
2.2. [appellante sub 1] en anderen betogen dat de raad ten onrechte geen exploitatieplan heeft vastgesteld. In dit verband betogen [appellante sub 1] en anderen dat zij er belang bij hebben om inzicht te verkrijgen in de wijze waarop tot de uitgifteprijs voor bouwgrond is gekomen en in de wijze waarop de kosten voor bovenwijkse voorzieningen aan de deelgebieden 'fase 1a' en 'fase 1b' worden toegerekend.
2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat [appellante sub 1] en anderen niet-ontvankelijk zijn in hun beroep, omdat zij geen belanghebbenden zijn bij het besluit geen exploitatieplan vast te stellen.
2.2.2. Ingevolge artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, voor zover hier van belang, kan de gemeenteraad, in afwijking van het eerste lid, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder h, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen een besluit omtrent vaststelling van een exploitatieplan voor gronden, begrepen in een gelijktijdig vastgesteld bestemmingsplan.
Ingevolge het vijfde lid, voor zover hier van belang, wordt als belanghebbende bij een besluit als bedoeld in artikel 6.12, eerste en tweede lid, in elk geval aangemerkt degene die een grondexploitatieovereenkomst heeft gesloten met betrekking tot de in het desbetreffende besluit opgenomen gronden, of die eigenaar is van die gronden.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.3. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen is gericht tegen het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro.
Indien de raad in dit geval een exploitatieplan zou hebben vastgesteld, zouden [appellante sub 1] en anderen niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt bij de desbetreffende onderdelen van het exploitatieplan. Daartoe is van belang dat [appellante sub 1] en anderen geen eigenaren zijn van gronden in het exploitatiegebied, geen grondexploitatieovereenkomst als bedoeld in artikel 8.2, vijfde lid, van de Wro hebben gesloten met betrekking tot gronden in het exploitatiegebied en noch uit de stukken, noch ter zitting is gebleken van overige belangen van [appellante sub 1] en anderen die rechtstreeks betrokken zijn bij de vaststelling van de genoemde onderdelen van een exploitatieplan. Gelet hierop kunnen zij evenmin worden aangemerkt als belanghebbenden bij het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, en artikel 6.18 van de Wro vast te stellen.
2.3. [appellant sub 2] en anderen kunnen zich niet verenigen met het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Zij vrezen voor overlast vanwege de Meerbergschelaan, onder meer door inschijnend licht ter plaatse van de woning van [belanghebbende]. Voorts betogen [appellant sub 2] en anderen dat de Meerbergschelaan als enige ontsluitingsweg van het hele plangebied zal dienen, terwijl hun bij de aankoop van hun woningen is voorgehouden dat de Meerbergschelaan uitsluitend door aanwonenden zou worden gebruikt. Daartoe verwijzen zij naar een destijds verstrekte verkoopbrochure. [appellant sub 2] en anderen betogen dat op een andere wijze in de ontsluiting van de binnen het plangebied te realiseren woningen kan worden voorzien. Hiertoe voeren zij aan dat de raad mogelijke alternatieven, zoals een dubbele rijloper langs de waterkant teneinde aan te sluiten bij de Heistraat, onvoldoende heeft onderzocht. Voorts betogen [appellant sub 2] en anderen dat de stelling van de raad dat slechts 30 woningen via de Meerbergschelaan worden ontsloten, onvoldoende is onderbouwd.
2.3.1. De raad stelt dat de Meerbergschelaan een beperkte ontsluitingsfunctie heeft voor de nieuwe woonwijk. Volgens de raad wordt het verkeer afgewikkeld via een rotonde op de Onze Lieve Vrouwedijk. De Meerbergschelaan wordt volgens de raad niet verbreed en blijft aangewezen als een 30 kilometerweg. De raad stelt verder dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan alsnog in een ontsluitingsweg van één rijloper is voorzien, evenwijdig aan de boulevard. Volgens de raad is een tweerichtingenrijloper onwenselijk, omdat deze voornamelijk als parkeergelegenheid zou worden gebruikt. Aan de informatie uit de verkoopbrochure komt geen betekenis toe, nu deze niet afkomstig is van de gemeente Waalre en dateert van enkele jaren geleden, aldus de raad.
2.3.2. Het beroep van [appellant sub 2] en anderen op de informatie uit de verkoopbrochure van Buro Ruimte voor Ruimte, waarin is aangegeven dat de straten alleen door aanwonenden zouden worden gebruikt, slaagt niet. Deze informatie behelst geen toezegging van het terzake bevoegd bestuursorgaan. Reeds daarom kan aan de informatie uit de verkoopbrochure niet de waarde worden gehecht die [appellant sub 2] en anderen hieraan wensen toe te kennen.
2.3.3. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting worden 50 van de te realiseren woningen ontsloten via de Meerbergschelaan. De raad heeft verklaard dat slechts een deel van de verkeersafwikkeling van en naar deze woningen via de Meerbergschelaan zal plaatsvinden. Naast de Meerbergschelaan zal de eenrichtingenrijloper gebruikt worden als ontsluitingsweg voor de nieuwe woonwijk, zodat de toename van verkeer op de Meerbergschelaan beperkt blijft. Gelet hierop acht de raad de verkeerstoename op de Meerbergschelaan niet ontoelaatbaar. De Afdeling acht dit niet onaannemelijk.
2.3.4. Ten aanzien van de eenrichtingenrijloper heeft de raad ter zitting gesteld dat het uitbreiden van deze weg naar een tweerichtingenrijloper tot gevolg heeft dat deze weg voor parkeren zal worden gebruikt. Gezien de nabijheid van de boulevard en de landschappelijke inpasbaarheid heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een tweerichtingenrijloper niet wenselijk is.
2.3.5. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen ontoelaatbare verkeerstoename op de Meerbergschelaan zal optreden en dat de door [appellant sub 2] en anderen bepleite alternatieve afwikkeling niet wenselijk is.
2.3.6. Ten aanzien van de lichthinder ter plaatse van de woning van [belanghebbende] heeft de raad ter zitting erkend dat enige lichthinder optreedt als gevolg van het verkeer op de Meerbergschelaan, maar met een beperkte frequentie, zodat bij de betreffende woning geen onaanvaardbare lichthinder optreedt. Mede gelet op de omstandigheid dat [appellant sub 2] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de lichthinder niettemin onaanvaardbaar zal zijn, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen.
2.4. In hetgeen [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.5. Voor zover [appellante sub 1] en anderen zich in hun beroepschrift hebben beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze wordt overwogen dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellante sub 1] en anderen hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Deze beroepsgronden treffen geen doel.
2.6. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen is niet-ontvankelijk, voor zover dat is gericht tegen het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen is voor het overige ongegrond. Het beroep van [appellant sub 2] en anderen is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 1] en anderen niet-ontvankelijk, voor zover dat is gericht tegen het niet vaststellen van delen van een exploitatieplan;
II. verklaart het beroep van [appellante sub 1] en anderen voor het overige ongegrond;
III. verklaart het beroep van [appellant sub 2] en anderen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. W.D.M. van Diepenbeek, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Kuipers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2011